rul-20191029-atr-000003

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de deelnemingsvrijstelling. Daarnaast wordt verzocht om zekerheid over de toepassing van de buitenlandse belastingplicht.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X wordt voor 100% gehouden door Y, een vennootschap gevestigd buiten de Europese Unie (EU). De indirecte aandeelhouders zijn natuurlijke personen, woonachtig in een lidstaat van de EU. Het concern is actief in de dienstverlening. X houdt een deelneming in een lidstaat van de EU. Er worden geen bedrijfseconomische operationele activiteiten in Nederland uitgeoefend. X treedt op als Houdstervennootschap en heeft geen personeel in dienst. Er zal een grensoverschrijdende juridische fusie plaatsvinden waardoor X opgaat in Y.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, ziet op artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). De deelnemingsvrijstelling moet op het niveau van de directe deelneming getoetst worden. Men verzoekt ook om te bevestigen dat Y niet buitenlands belastingplichtig is als bedoeld in artikel 17 en artikel 17a van de Wet Vpb. Relevant is hierbij het Besluit van 19 juni 2019 (nummer 2019/13003), waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528.

Overwegingen

In paragraaf 3 van het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/13003 is onder letter a aangegeven dat geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als het verzoekende lichaam niet deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien niet voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. In ditzelfde onderdeel is aangegeven dat deze bepaling naar haar aard niet van toepassing is als zekerheid wordt gevraagd over het feit dat geen sprake is van buitenlandse belastingplicht in de zin van artikel 17 of 17a Wet Vpb. Op basis van de letterlijke tekst van het Besluit zou aldus kunnen worden beargumenteerd dat er voor het bevestigen dat er geen buitenlandse belastingplicht aanwezig is van Y met betrekking tot haar belang in X geen economische nexus vereist is. Nu Y echter deel uit maakt van een concern dat wel een in Nederland gevestigde vennootschap heeft, maar het concern in Nederland geen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent, volgt uit doel en strekking van het Besluit dat in casu het verzoek niet in behandeling kan worden genomen. Er wordt niet aan de voorwaarden van bovenstaand Besluit voldaan en daarom kan geen vooroverleg worden gevoerd. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor vooroverleg is voldaan.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf kan niet in behandeling worden genomen.