rul-20191021-atr-000006

Aanleiding

Er is verzocht te bevestigen dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op de deelneming die X gaat houden in A. Het rulingverzoek geldt voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X drijft een materiële onderneming en behoort tot een internationaal opererend concern. De indirecte moedermaatschappij van X, Z, is beursgenoteerd. X gaat onder andere een binnen de Europese Unie gevestigde vennootschap, A, die een materiële onderneming drijft, houden. De voorgenomen herstructurering gaat vooralsnog niet door. Het verzoek is om die reden ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is ziet op artikel 13 van de wet op de Vennootschapsbelasting 1965 (‘Wet Vpb’). De deelnemingsvrijstelling moet op het niveau van de directe deelneming getoetst worden, in dit geval dus op het niveau van A. Relevant is hierbij het besluit van 19 juni 2019 (nummer 2019/13003), waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528).

Overwegingen

Tijdens de behandeling van het verzoek is aangegeven dat de voorgenomen herstructurering vooralsnog niet doorgaat. Gelet op de intrekking van het verzoek is een inhoudelijke analyse van het verzoek door de belastingdienst achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.