rul-20191016-apa-000003

Aanleiding

In het kader van de aanslagregeling heeft de Belastingdienst het arm’s-lengthkarakter van de aan X en Y toegerekende beloning ter discussie gesteld.

Feiten

X, gevestigd in jurisdictie A, heeft een Vaste inrichting in Nederland. X bezit onroerende zaken in Nederland waar goederen worden opgeslagen voor zowel gelieerde als niet gelieerde partijen. X heeft geen werknemers in Nederland. Y is een in Nederland gevestigde vennootschap die onderdeel uitmaakt van hetzelfde concern als X. Y verricht ondersteunende activiteiten ten behoeve van de logistiek rondom en het onderhoud aan het in Nederland gelegen onroerend goed. Alle werknemers van Y houden zich bezig met deze ondersteunende werkzaamheden. Er worden door Y geen andere werkzaamheden verricht.

Rechtskader

Het vooroverleg zag op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit van 19 juni 2019 (nr. 2019/13003), waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018 (nr. DB 2018/216528). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet VPB 1969 omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

In de periode vóór en na 1 juli 2019 is overleg gevoerd met belastingplichtige om te komen tot een verrekenprijsafspraak over een tijdvak waarin de grensoverschrijdende transacties reeds hadden plaatsgevonden. Het overleg had betrekking op jaren waarvoor de belastingaangifte reeds was ingediend en op een jaar waarvoor de belastingaangifte nog niet was ingediend. Met ingang van 1 juli 2019 is het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 35519 van toepassing op verrekenprijsafspraken over een tijdvak waarin de grensoverschrijdende transactie reeds heeft plaatsgevonden maar waarvoor de belastingaangifte nog niet is ingediend. Als gevolg van deze wijziging heeft belastingplichtige een inschatting gemaakt van de mogelijke additionele administratieve lasten. Belastingplichtige heeft er vervolgens voor gekozen om het vooroverleg te staken.

Conclusie

Er is vooroverleg gevoerd met het oog op de totstandkoming van een Ruling met een internationaal karakter. Dit vooroverleg heeft niet geleid tot de totstandkoming van een Ruling. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat wel overeenstemming is bereikt over de relevante jaren waarvoor de aangiften Vennootschapsbelasting reeds zijn ingediend.