Aanleiding
X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2021 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020. De aangiften Vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met boekjaar 2022.
Feiten
X is een vennootschap gevestigd in Nederland en behoort tot de Z-groep met [301-500] personeelsleden in Nederland. De Z-groep is actief in de informatietechnologie sector. Y is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU) en functioneert als het hoofdkantoor van de Z-groep voor de regio Europa, het Midden-Oosten en Afrika. Z is gevestigd buiten de EU. Z functioneert als het wereldwijde hoofdkantoor en is als wereldwijde entrepreneur verantwoordelijk voor belangrijke ondernemingsbeslissingen in alle regio’s. Z is tevens eigenaar van de R&D gerelateerde activa van de Z-groep. X verleent ondersteunende verkoop- en marketingfuncties ten behoeve van Y met betrekking tot bepaalde producten voor een specifieke groep klanten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen productgroep A en productgroep B. Daarnaast verricht X overige marketing en ondersteunde diensten ten behoeve van Y. Ten slotte levert X contract R&D diensten aan Z. X is geen eigenaar van waardevolle activa. X draagt slechts beperkt marktrisico met betrekking tot verkoopondersteuning en marketing diensten en draagt beperkte risico’s met betrekking tot contract R&D diensten. X levert tevens contract R&D diensten aan Z. X is geen eigenaar van waardevolle activa. X draagt zeer beperkt risico met betrekking tot contract R&D diensten.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transacties zijn de functies van X in vergelijking met die van Y en Z als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transacties en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s- lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de verkoopondersteuning en marketing activiteiten en de contract R&D activiteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval is omzet gekozen als maatstaf met betrekking tot de verkoopondersteuning en marketing diensten ten behoeve van Y voor zowel productgroep A als B omdat de omzet de relevante indicator is voor de waarde van de uitgeoefende ondersteunende verkoop- en marketing functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X. De relevante kosten zijn gekozen als maatstaf met betrekking tot overige marketing en ondersteunende diensten ten behoeve van Y en contract R&D diensten ten behoeve van Z omdat de relevante kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van deze functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.
Conclusie
Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoopondersteuning en marketing diensten met betrekking tot productgroep A en B ten behoeve van Y een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s-length is. Partijen hebben tevens vastgesteld dat, voor de overige marketing en ondersteunende diensten ten behoeve van Y en de contract R&D activiteiten van X ten behoeve van Z een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de relevante kosten at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage met betrekking tot verkoopondersteuning en marketing diensten met betrekking tot productgroep A valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 2,0% bedraagt en de upper quartile 4,8%. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd. Het gehanteerde percentage met betrekking tot verkoopondersteuning en marketing diensten met betrekking tot productgroep B valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 1,3% bedraagt en de upper quartile 3,1%. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen met betrekking tot de overige marketing en ondersteunende diensten valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 1,3% bedraagt en de upper quartile 9,5%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage boven de mediaan in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen met betrekking tot de contract R&D diensten valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 5,8% bedraagt en de upper quartile 11,6%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage boven de mediaan in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027. Deze overeenkomst is ook van toepassing op de boekjaren 2021 en 2022, waarvoor de aangiften Vennootschapsbelasting reeds zijn ingediend.