rul-20241022-apa-000015

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2024 tot en met 2028, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2023.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland. X maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Z-groep met het wereldwijde hoofdkantoor gevestigd buiten Europa. De Z-groep is actief in de industriële sector. Y is een vennootschap gevestigd in Europa en maakt ook onderdeel uit van de Z-groep. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [151 – 300] werknemers. De Z-groep heeft een centrale organisatiestructuur met principalen in verschillende regio’s. Y is de principaal voor de regio Europa ten behoeve van een van de divisies van de groep. Y is verantwoordelijk voor het ontwikkelen en handhaven van de strategie, productontwikkeling, handhaven en ontwikkelen van kwaliteitsmaatstaven, inkoop en productie coördinatie. X ondersteunt Y bij het uitvoeren van de supply chain management activiteiten voor de Europese regio. Voorts verleent X back-office diensten aan Y. De volgende functies worden uitgeoefend door X: (i) supply chain management diensten bestaande uit voorradenbeheer, opslag, planning en management van de inkoop voor productiefaciliteiten, logistieke zaken, (klant)orderverwerking en internationale klantenservice en (ii) back-office diensten bestaande uit personeelszaken, financiële administratie, juridische zaken en belastingzaken. X draagt beperkt marktrisico en operationeel risico. X draagt geen voorraadrisico omdat zij geen eigenaar is of wordt van goederen. De omzetten gerelateerd aan de verkoop van goederen worden niet verantwoord in de boeken van X. Voorts verricht X geen commerciële functies in relatie tot de goederen. X is eigenaar van materiële activa waaronder een kantoor, magazijn en opslagfaciliteiten, en logistieke uitrustingen. X maakt geen gebruik van immateriële activa.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transacties zijn de functies van X in vergelijking met die van Y als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transacties en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de dienstverlenende activiteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de totale kosten gekozen als maatstaf omdat de totale kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende dienstverlenende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie voor supply chain management diensten is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.
5. X heeft aannemelijk gemaakt dat de back-office diensten die worden verleend aan Y op basis van hun aard, relatieve omvang en toegevoegde waarde niet behoren tot de primaire bedrijfsprocessen van de groep en dat deze activiteiten niet meer dan marginaal waarde toevoegen aan de primaire bedrijfsprocessen van de groep. In overeenstemming met paragraaf 6.3 van het Verrekenprijsbesluit 2022 en zoals ook beschreven in paragrafen 7.43 tot en met 7.65 van de OESO-richtlijnen is de vereenvoudigde methode voor diensten met beperkte toegevoegde waarde in casu passend bevonden.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de supply chain management diensten verleend door X aan Y een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,24% bedraagt en de upper quartile 6,94%. In de vaststellingsovereenkomst is een punt nabij de mediaan gehanteerd. Partijen hebben vastgesteld dat voor de back-office diensten verleend door X aan Y een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen is 5%. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2028.