rul-20241015-apa-000009

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2025 tot en met 2029, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2024.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland. X is onderdeel van een multinationale groep die actief is in de industriële sector. De multinationale groep houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en distributie van producten. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [76 – 150] werknemers. Y is een gelieerde vennootschap gevestigd in de Europese Unie. Y functioneert als een centrale distributeur voor een bepaalde regio. Y verkoopt producten aan derden middels gelieerde verkoopentiteiten. Voor de opslag en logistieke afhandeling van de producten maakt Y gebruik van X. X is verantwoordelijk voor de opslag van de producten, periodieke telling van de voorraad, kwaliteitscontroles, etikettering en logistieke ondersteuning. X draagt bij de uitvoering van deze activiteiten beperkte risico’s en maakt geen gebruik van waardevolle immateriële activa. De zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-lengthbeloning van de opslag- en logistieke activiteiten die X verricht voor Y.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Y als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO -richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de opslag- en logistieke activiteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de totale kosten gekozen als maatstaf omdat de totale kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmarkstudie is beoordeeld en partijen zijn uiteindelijk overeengekomen om de beloning vast te stellen op basis van een aangepaste set van vergelijkbare cijfers van onafhankelijke marktpartijen.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de opslag- en logistieke activiteiten die X verricht een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 2,7% bedraagt en de upper quartile 13,2%. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029.