rul-20241015-rulov-000002

Aanleiding

X heeft verzocht om zekerheid vooraf over de fiscale gevolgen van een verhoging van de nominale waarde van het aandelenkapitaal. Het verzoek ziet op het jaar 2024.

Feiten

X is een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap en feitelijk ook in Nederland gevestigd. X behoort tot een Nederlands concern met een hoofdkantoor in Nederland, dat actief is in de dienstverlenende sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [76 – 150] werknemers. X heeft vanaf 2018 gestort kapitaal teruggegeven aan haar aandeelhouders ten laste van de agioreserve. Voor zover zuivere winst aanwezig was, is over deze teruggaven Dividendbelasting ingehouden en afgedragen op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). De aandeelhouders van X zijn gevestigd binnen en buiten Nederland. X is voornemens om de nominale waarde van het aandelenkapitaal te verhogen. Ter zake van de verhoging vindt geen storting plaats, maar (commercieel) een boeking ten laste van de winstreserves (bijschrijving). Ten tijde van de bijschrijving zal bij X zuivere winst aanwezig zijn.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf ziet op de vraag of een bedrag dat als fiscaal erkend gestort kapitaal wordt aangemerkt, als bedoeld in onderdeel 8.1 van het verzamelbesluit van 29 november 2022, Stcrt. 2022, 32364 (hierna: Verzamelbesluit Dividendbelasting), wordt beschouwd als een storting in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet DB indien civielrechtelijk geen storting plaatsvindt terzake van de bijschrijving, de bijschrijving commercieel ten laste van de winstreserves wordt gebracht en de vennootschap over zuivere winst beschikt. Tevens is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter relevant, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern waartoe X behoort oefent bedrijfseconomische operationele activiteiten uit in Nederland (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern;
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. X heeft in het verleden voor de Wet DB belaste teruggaven van kapitaal gedaan aan haar aandeelhouders. Dergelijke belaste teruggaven leiden niet tot een vermindering van het fiscaal erkend gestorte kapitaal. Dit is bevestigd in onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit Dividendbelasting.
4. Een bedrag dat als fiscaal erkend gestort kapitaal wordt beschouwd, als bedoeld in onderdeel 8.1 van het Verzamelbesluit, is in het kader van een latere bijschrijving niet te beschouwen als een storting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet DB 1965. Onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit brengt niet met zich mee dat een latere bijschrijving ten laste van de winstreserve moet worden aangemerkt als een storting. Het in stand gebleven fiscaal erkend gestorte kapitaal is een extra-comptabele eenheid en vormt geen eenheid die voor een bijschrijving (of uitkering) beschikbaar is.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is afgewezen. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.