rul-20241001-atr-000003

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van een aantal buitenlandse samenwerkingsverbanden naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2024.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [11 – 25] werknemers. Y, een natuurlijk persoon woonachtig in een lidstaat van de Europese Unie (EU), houdt de aandelen in X. X houdt aandelen in Y1 en Y2, zijnde twee vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de EU (EU-lidstaat A). X fungeert als commanditair vennoot van twee samenwerkingsverbanden die zijn aangegaan naar het recht van EU-lidstaat A, zijnde S1 en S2. Y1 en Y2 fungeren als beherend vennoot van respectievelijk S1 en S2. S1 houdt op haar beurt belangen in [11 – 25] samenwerkingsverbanden, eveneens aangegaan naar het recht van EU-lidstaat A. Deze samenwerkingsverbanden worden hierna – tenzij anders aangegeven – aangehaald als “de relevante samenwerkingsverbanden”. S1 fungeert als commanditair vennoot van de [11 – 25] samenwerkingsverbanden. Ieder van deze samenwerkingsverbanden heeft een afzonderlijke vennootschap, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in EU-lidstaat A, die fungeert als beherend vennoot. De aandelen in deze [11 – 25] vennootschappen worden (indirect) door S1 gehouden. Ieder relevant samenwerkingsverband heeft het juridisch eigendom van de vermogensbestanddelen waarmee het samenwerkingsverband haar onderneming uitoefent. De commanditaire vennoten zijn beperkt aansprakelijk voor schulden en andere verplichtingen van de relevante samenwerkingsverbanden, terwijl de beherend vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn. De toetreding, vervanging en wijziging van de onderlinge gerechtigheid van de commanditaire vennoten in de relevante samenwerkingsverbanden is onderworpen aan de unanieme toestemming van alle vennoten, zowel commanditaire als beherende vennoten.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de kwalificatie van de relevante samenwerkingsverbanden naar Nederlandse fiscale maatstaven. Op grond van het besluit van 11 december 2009, nr. CPP2009/519M (Besluit kwalificatie buitenlandse samenwerkingsverbanden) kunnen buitenlandse samenwerkingsverbanden worden gekwalificeerd voor Nederlandse fiscale doeleinden aan de hand van een toetsingskader. Artikel 2, derde lid, onderdeel c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in combinatie met het besluit inzake commanditaire vennootschappen en het toestemmingsvereiste van 15 december 2015, nr. BLKB2015/1209M spelen hierbij ook een rol. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden aan situaties waarin sprake is van voldoende economisch nexus in Nederland. Deze bepaling inzake de economische nexus is in dit geval niet van toepassing, omdat het gaat om de kwalificatie van een buitenlands samenwerkingsverband. Ten overvloede zij opgemerkt dat in casu relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X worden uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Voor de kwalificatie van S1, S2 en de relevante samenwerkingsverbanden is het Besluit kwalificatie buitenlandse samenwerkingsverbanden van belang. Aan de hand van de feiten en omstandigheden en van de vier vragen (het toetsingskader) is beoordeeld of ieder van de relevante samenwerkingsverbanden overeenkomt met een kapitaalvennootschap of met een personenvennootschap.
4. Toetsingskader (A) Kan het samenwerkingsverband de juridische eigendom hebben van de vermogensbestanddelen waarmee het de activiteiten uitoefent? (B) Zijn alle participanten beperkt aansprakelijk voor de schulden en de andere verplichtingen van het samenwerkingsverband? (C) Heeft het samenwerkingsverband een in aandelen verdeeld kapitaal in civielrechtelijke zin, dan wel kan het kapitaal in maatschappelijke zin gelijkgesteld worden met een in aandelen verdeeld kapitaal? (D) Kan er, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van participanten plaatsvinden zonder dat toestemming nodig is van alle participanten?
5. In het gegeven geval wordt vraag (A) voor S1, S2 en ieder van de relevante samenwerkingsverbanden met “ja” beantwoord terwijl de vragen (B), (C) en (D) met “nee” worden beantwoord. Dit betekent dat er bij S1, S2 en ieder van de relevante samenwerkingsverbanden in beginsel sprake is van een personenvennootschap naar Nederlandse maatstaven.
6. Op grond van het Besluit kwalificatie buitenlandse samenwerkingsverbanden wordt vervolgens beoordeeld of er: (a) sprake is van een samenwerkingsverband dat overeenkomt met een Nederlandse (open) commanditaire vennootschap (CV), dan wel of (b) de personenvennootschap in casu als kapitaalvennootschap deelneemt aan het economische verkeer. Uit de overeenkomsten blijkt dat ieder van de samenwerkingsverbanden een samenwerkingsverband is dat vergelijkbaar is met een Nederlandse (open) CV.
8. Vervolgens dient op grond van artikel 2, derde lid, onderdeel c van de AWR in combinatie met het Besluit kwalificatie buitenlandse samenwerkingsverbanden beoordeeld te worden of sprake is van een open of besloten CV(-achtige). Er is sprake van een besloten CV(- achtige) indien unanieme toestemming is vereist voor toetreding, vervanging en wijziging van de onderlinge gerechtigheid van de commanditaire vennoten.
9. Uit de overeenkomsten van S1, S2 en de relevante samenwerkingsverbanden volgt dat aan bovenstaande vereisten is voldaan, zodat S1, S2 en de relevante samenwerkingsverbanden als transparante entiteiten hebben te gelden voor Nederlandse fiscale maatstaven.

Conclusie

S1, S2 en de relevante samenwerkingsverbanden zijn voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024.