rul-20241001-atr-000014

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van een fonds voor gemene rekening voor Nederlandse fiscale maatstaven. Eveneens is verzocht om zekerheid vooraf ten aanzien van de vraag of de participanten van dit fonds voor gemene rekening geen samenwerkende groep vormen als gevolg waarvan dit fonds niet kwalificeert als omgekeerd Hybride lichaam. Men wenst zekerheid vooraf voor de jaren 2024 tot en met 2028.

Feiten

X is vormgegeven als een fonds voor gemene rekening. De vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in X kan feitelijk uitsluitend geschieden aan het fonds zelf. Z is de beheerder van het fonds en ontvangt voor haar beperkte activiteiten een beperkte beloning. Z is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Het juridische eigendom van de aandelen in Z wordt gehouden door een stichting. Het economisch eigendom van de aandelen in Z wordt gehouden door X. De groep is actief in de dienstverlenende sector. X en Z vormen een concern dat bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent in Nederland. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [151 – 300] werknemers. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en (internationale) ervaring in deze sector. X en Z hebben kantoorruimte ter beschikking. Het doel van X is om beleggers samen te brengen (poolen) om zodoende door hen ingelegd kapitaal te beleggen. X koopt met het ingelegde kapitaal direct Nederlands onroerend goed aan om dit vervolgens te verhuren aan derden. X oefent geen activiteiten uit die het beleggingscriterium van het fonds voor gemene rekening ontstijgen, zoals bijvoorbeeld projectontwikkelingsactiviteiten. Er is geen sprake van het anderszins aanwenden van gelden. Naast de fondsovereenkomst is er een managementovereenkomst waarin uitvoerig is vastgelegd wat de taken en plichten zijn van de beheerder van het fonds. De participanten bestaan uit (institutionele) beleggers waarvan de meeste een belang van minder dan 25% houden in het fonds. Er is één participant met een belang van meer dan 25%. Deze participant is gevestigd in Nederland. De bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen alleen worden vervreemd aan het fonds zelf. Wel kunnen er nieuwe bewijzen van deelgerechtigdheid worden uitgegeven aan nieuwe of bestaande participanten. Op grond van de fondsovereenkomst is dat enkele malen per jaar mogelijk. Hierdoor is vrije toe- en uittreding van de participanten mogelijk. De vrije toe- en uittreding in het fonds is feitelijk vastgesteld. Er is sprake van slechts een marginale samenwerking tussen de participanten. Zij bepalen gezamenlijk de strategie van het fonds, maar er zijn tussen de participanten onderling geen afspraken gemaakt. De zeggenschap over het fonds is niet overgedragen aan Z en er is geen sprake van een centrale, coördinerende rol van Z. Z ontvangt ook geen carried interest en de participanten behouden zelf het stemrecht. Op grond van de verschillende overeenkomsten zal X alleen direct beleggen met het eigen vermogen, zijnde het kapitaal dat is ingelegd door de participanten.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de kwalificatie van het fonds voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet. Relevant hierbij is het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M (Besluit Vennootschapsbelasting fonds gemene rekening, zoals gewijzigd bij het besluit 15 december 2015, nr. BLKB2015/1511M). De zekerheid vooraf ziet eveneens op de vraag of X een omgekeerd Hybride lichaam is in de zin van artikel 2, derde lid, in combinatie met artikel 2, twaalfde lid juncto artikel 12ac, tweede lid, juncto artikel 13ba juncto artikel 10a, zesde lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern. Gezien de investeringen van X in Nederlands vastgoed beschikt zij per definitie al over voldoende economische nexus.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Beoordeeld is of het fonds als fiscaal transparant kan worden aangemerkt. Relevant is het Besluit Vennootschapsbelasting Fonds gemene rekening, zoals gewijzigd bij het besluit van 15 december 2015, nr. BLKB 2015/1511M.
4. Volgens voorgenoemd besluit is sprake van een besloten fonds voor gemene rekening indien het een fonds betreft waarbij de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in beginsel onbeperkt kan plaatsvinden, mits daarvoor de toestemming van alle participanten verkregen is (de zogenoemde toestemmingsvariant). Deze toestemming behoeft echter niet actief te worden verleend. Verder geldt een fonds als besloten als de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend kan geschieden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de participant, ook zonder dat daarvoor de toestemming van alle participanten vereist is (de zogenoemde inkoopvariant).
5. Op basis van de fondsvoorwaarden kan de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend geschieden aan het fonds zelf.
6. Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat X voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet wordt aangemerkt als een besloten fonds voor gemene rekening.
7. Vervolgens is beoordeeld of er sprake is van een aan het fonds gelieerd lichaam in de zin van artikel 2, twaalfde lid juncto artikel 12ac, tweede lid, juncto artikel 13ba juncto artikel 10a, zesde lid, van de Wet Vpb.
8. Om de vraag te kunnen beantwoorden of er sprake is van een aan het fonds gelieerd lichaam is gekeken of de participanten in X een samenwerkende groep vormen. De beoordeling of sprake is van een samenwerkende groep is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. De invulling van het begrip samenwerkende groep in de parlementaire behandeling biedt daarvoor handvatten.
9. Omdat feitelijk is vastgesteld dat sprake is van vrije toe- en uittreding van de participanten in het fonds kan in combinatie met de specifieke feiten en omstandigheden, worden geconcludeerd dat de participanten in dit specifieke geval geen samenwerkende groep vormen.
10. Aangezien de buitenlandse participanten individueel bezien ieder een belang van minder dan 25% houden, is er geen sprake van een buitenlands aan het fonds gelieerd lichaam en kwalificeert X niet als omgekeerd Hybride lichaam.

Conclusie

X wordt voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet aangemerkt als een besloten fonds voor gemene rekening. X is derhalve voor Nederlandse fiscale maatstaven transparant. X kwalificeert niet als omgekeerd Hybride lichaam en blijft voor Nederlandse fiscale maatstaven transparant. Bovenstaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 1 maart 2024 tot en met 31 december 2028.