rul-20200421-apa-000004

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde en naar Nederlands recht opgerichte vennootschap, die behoort tot een in het buitenland gevestigd multinationaal concern met Y als uiteindelijke moedermaatschappij. X verleent vanuit Nederland diensten aan Y als agent bij het verkopen van de producten van Y in een bepaald gebied. De dienstverlening van X omvat onder meer het onderhouden van klantrelaties, het ondersteunen van Y bij de onderhandelingen met klanten en het verstrekken van marktinformatie aan Y. X verleent haar diensten onder de regie van Y. De partijen bij een tot stand gekomen verkoopovereenkomst zijn Y en de betreffende klant. X verkrijgt geen eigendom van de producten in het verkoop- en leveringsproces, maar de eigendom van de verkochte producten gaat bij levering direct over van Y op de desbetreffende klant. Y factureert de geleverde producten aan de klanten en int de factuurbedragen van de klanten. Na de totstandkoming van de verkoopovereenkomst houdt X zich bezig met de afhandeling daarvan en ondersteunt het logistieke proces. Y beschikt over de belangrijkste activa voor de verkoopactiviteiten en loopt daarbij de belangrijkste risico’s. X loopt beperkte risico’s bij haar activiteiten voor Y.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning), met inachtneming van artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van Financiën van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO- richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO- richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

Tijdens het APA-proces zijn nadere vragen gesteld aan X. Op die nadere vragen heeft X uiteindelijk gereageerd dat zij vanwege de onzekerheden over haar toekomstige bedrijfsresultaten heeft besloten haar APA-verzoek in te trekken.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.