rul-20240827-ibox-000008

Aanleiding

De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de Innovatiebox over de gebroken boekjaren 2023/2024 tot en met 2027/2028, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022/2023.

Feiten

X is een agrarische onderneming met [11 – 25] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 6 miljoen – € 15 miljoen]. Deze omzet wordt behaald middels door X zelf ontwikkelde/veredelde plantenrassen waarvoor kwekersrechten zijn verkregen. De omzet bestaat uit royalty’s die X realiseert in verband met aan kwekers verleende licenties voor de kweek en verkoop van deze kwekersrechtelijk beschermde plantenrassen. De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, waar de ontwikkel- en veredelingsactiviteiten plaatsvinden. X heeft twee dochterondernemingen in het buitenland. Een belangrijk deel van de Marketing- en Salesfunctionaliteit is uitbesteed aan derde partijen. X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. X heeft een entrepreneursrol met als bijbehorende functies Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2018 tot en met 2022 gemiddeld [20.000 – 50.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O- activiteiten zijn over diezelfde periode gemiddeld [11 – 20] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over de periode 2018 tot en met 2022 gemiddeld jaarlijks [€ 1 miljoen – € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [> 15%] van de omzet. Voor de succesvol afgeronde S&O-projecten zijn kwekersrechten aangevraagd en verleend. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de per-activummethode.

Rechtskader

Het verzoek van X om toepassing van de Innovatiebox ziet op de artikelen 12b tot en met 12bg van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Daarnaast wordt een verzoek gedaan om toepassing van artikel 34d, eerste lid, van de Wet Vpb. Voorts zijn het Innovatieboxbesluit 2021, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, paragraaf 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) aan de orde.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of de transactie(s).
2. De door X gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. X kwalificeert als een kleinere belastingplichtige als bedoeld in artikel 12ba, tweede lid, van de Wet Vpb, omdat gedurende 2023/2024 en de vier voorafgaande boekjaren tezamen de groep (waar X gedurende die boekjaren deel van uitmaakte) een netto- omzet als bedoeld in artikel 12ba, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Vpb, heeft behaald die lager is dan € 250.000.000 en over dezelfde periode voordelen uit kwalificerende immateriële activa heeft behaald van minder dan € 37.500.
000.
4. X heeft de economische eigendom van één of meer zelf voortgebrachte kwalificerende immateriële activa als bedoeld in artikel 12b van de Wet Vpb. Deze kwalificerende immateriële activa zijn voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor één of meer S&O-verklaringen zijn afgegeven aan X. In aanvulling daarop is sprake van aan X verleende en door haar aangevraagde kwekersrechten.
5. Door X is op het laagst mogelijke aggregatieniveau en op de meest passende wijze bepaald wat de met de kwalificerende immateriële activa samenhangende voordelen zijn. Bij bepaling van de voordelen is het verzoek van X gevolgd om in lijn met par. 4.6 van het Innovatieboxbesluit 2021 de per-activummethode te hanteren en de hieruit afgeleide kwalificerende fiscale operationele winst (de EBIT) van de kwalificerende plantenrassen als startpunt te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met voortbrengingskosten.
6. De vaststelling van de kwalificerende voordelen is ontleend aan het gedachtegoed van de Verrekenprijzen en meer in het bijzonder aan een functionele analyse op hoofdlijnen en is door de Belastingdienst beoordeeld op basis van door de belastingplichtige (desgevraagd) verstrekte informatie.
7. De totale EBIT van de fiscale eenheid wordt vermenigvuldigd met de omzetsleutel kwalificerende en niet kwalificerende plantenrassen over het desbetreffende jaar.
8. Van de aldus bepaalde kwalificerende EBIT wordt een gedeelte van [46% – 60%] toegerekend aan artikel 12b van de Wet Vpb. De overige operationele winst is toerekenbaar aan de kernfuncties Marketing & Sales en Corporate Excellence, en wordt belast tegen het reguliere tarief.
9. Er is in beperkte mate sprake van uitbestede R&D-werkzaamheden, als bedoeld in artikel 12bb van de Wet Vpb, aan een buitenlandse groepsmaatschappij die kan worden aangemerkt als verbonden lichaam. De nexuscorrectie is voor het eerste jaar van deze afspraak vastgesteld op [0,76 – 1]. Er is overigens geen sprake van gekochte immateriële activa.
10. Artikel 34d, eerste lid van de Wet Vennootschapsbelasting, zoals dat artikel luidt met ingang van 1 juli 2021, is van toepassing op de voordelen uit kwalificerende immateriële activa voor zover die activa zijn voortgebracht voor 1 januari 2017 maar na 1 januari 2006.

Conclusie

De Belastingdienst is in het vooroverleg tot de conclusie gekomen dat aan de eisen voor de gevraagde toepassing van de Innovatiebox is voldaan. Er is overeenstemming bereikt over de toepassing van de Innovatiebox. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 mei 2023 tot en met 30 april 2028.