20231107 IBOX 000009
Samenvatting
Aanleiding
De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de Innovatiebox over de periode 2021 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020. De aangiften Vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2022.
Feiten
De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, tevens het hoofd van een separate divisie van X. Y is een industriële onderneming met [501 – 1.000] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 301 miljoen – € 500 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door Y. Binnen Y worden een drietal productgroepen onderkend. Y maakt onderdeel uit van een internationaal concern. Y behaalt geen omzet met transacties met een entiteit in een laagbelastende jurisdictie. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in- )directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van Y wereldwijd verkopen. Y is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft Y ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt Y over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2019 tot en met 2021 gemiddeld [> 50.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Daarbij is in het jaar 2022 sprake van een aanzienlijke daling van het aantal toegekende en gerealiseerde S&O-uren ten opzichte van het gemiddelde over voorgaande jaren. Bij de S&O-activiteiten zijn gemiddeld [> 50] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [> € 10 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet. De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere aangevraagde en verleende patenten waarbij aan Y regelmatig nieuwe patenten wordt verleend. Er zijn thans ook diverse patenten in aanvraag. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie en incidenteel op procestechnologie. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om ongewijzigde toepassing van de afpelmethode, aangezien feiten en omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de voorafgaande afspraak. 20231107 IBOX 000009
Rechtskader
Het verzoek van X om toepassing van de Innovatiebox ziet op de artikelen 12b tot en met 12bg van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Voorts zijn het Innovatieboxbesluit 2021 inzake de toepassing van de Innovatiebox en/of het besluit van 6 december 2018 (Stcrt. 2018, nr. 68661) inzake de toepassing van de Innovatiebox, hierna (gezamenlijk) te noemen “besluit Innovatiebox”, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, paragraaf 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) aan de orde.
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of de transactie(s).
2. De door X gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. X kwalificeert niet als een kleinere belastingplichtige als bedoeld in artikel 12ba, tweede lid, van de Wet Vpb, omdat gedurende 2022 en de vier voorafgaande boekjaren tezamen de groep (waar X gedurende die boekjaren deel van uitmaakte) een netto- omzet als bedoeld in artikel 12ba, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Vpb, heeft behaald die gelijk is aan of hoger is dan € 250.000.
000.
4. X heeft de economische eigendom van één of meer zelf voortgebrachte kwalificerende immateriële activa als bedoeld in artikel 12b van de Wet Vpb. Deze kwalificerende immateriële activa zijn voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor één of meer S&O-verklaringen zijn afgegeven aan X. In aanvulling daarop is sprake van aan X verleende en door haar aangevraagde octrooien, en is er sprake van immateriële activa in de vorm van programmatuur.
5. Door X is op het laagst mogelijke aggregatieniveau en op de meest passende wijze bepaald wat de met de kwalificerende immateriële activa samenhangende voordelen zijn. Het aggregatieniveau is daarbij in afwijking van de voorgaande afspraak vastgesteld op de fiscale operationele winst (EBIT) van Y, aangezien de immateriële activa worden verwerkt in alle kwalificerende producten, en een lager aggregatieniveau (op productgroep) gelet op de onderlinge verwevenheid minder passend is gebleken. Gelet op de belangrijke functie van R&D in de onderneming is deze functie aangemerkt als kernfunctie, hetgeen meebrengt dat het gebruik van de afpelmethode hier het meest geschikt is om de kwalificerende voordelen te bepalen. 20231107 IBOX
0000096. De vaststelling van de kwalificerende voordelen is ontleend aan het gedachtegoed van de Verrekenprijzen en meer in het bijzonder aan een functionele analyse op hoofdlijnen en is door de Belastingdienst beoordeeld op basis van door de belastingplichtige (desgevraagd) verstrekte informatie.
7. Bij de bepaling van de kwalificerende voordelen is derhalve het verzoek van X gevolgd om – in lijn met paragraaf 4.6 van het besluit Innovatiebox – de afpelmethode te hanteren en de fiscale EBIT van Y als startpunt te nemen waarbij rekening wordt gehouden met voortbrengingskosten.
8. Daarbij wordt eerst een beloning in aanmerking genomen voor de in de onderneming uitgevoerde routinematige functies. Die functies betreffen productieactiviteiten, waarvoor een kosten gerelateerde beloning van [< 5%] in aanmerking is genomen. Deze beloning valt niet onder de Innovatiebox en wordt belast tegen het reguliere tarief.
9. De restwinst wordt vervolgens gealloceerd op basis van een relatieve weging van de onderkende kernfuncties binnen de drie productgroepen. In de analyse naar het belang van de R&D-functie zijn de volgende factoren meegewogen. Y verricht grote inspanningen op het gebied van R&D. Dat uit zich onder andere in de aanzienlijke omvang van het aantal S&O-uren, maar ook in het aantal medewerkers dat betrokken is bij de R&D-activiteiten in verhouding tot het aantal medewerkers dat betrokken is bij de overige (kern-)functies. Voorts is sprake van unieke technologie hetgeen blijkt uit de patent-portefeuille. Wel is de mate waarin de technologie wordt gebruikt in de verschillende productgroepen verschillend, waarbij in één productgroep R&D een minder belangrijke functie heeft dan bij de andere twee productgroepen.
10. Op basis van deze analyse is geconcludeerd dat ten aanzien van de drie productgroepen het volgende gedeelte wordt toegerekend aan artikel 12b van de Wet Vpb: bij twee productgroepen een gedeelte van de resterende operationele winst van de desbetreffende productgroep, dat wordt ontleend aan een bij het feitencomplex passende staffel die gebaseerd is op de hoeveelheid toegekende en (aansluitend) gerealiseerde S&O-uren. Voor de jaren 2021 en 2022 resulteert dat in een toerekening van respectievelijk [46% – 60%] en [31% – 45%]. bij één productgroep een gedeelte van [15% – 30%] van de resterende operationele winst van de desbetreffende productgroep.
11. De overige operationele winst is toerekenbaar aan de kernfuncties (strategische) Marketing & Sales en Corporate Excellence, en wordt belast tegen het reguliere tarief.
12. Er is geen sprake van uitbestede R&D-werkzaamheden als bedoeld in artikel 12bb van de Wet Vpb. Er is voorts geen sprake van gekochte immateriële activa. 20231107 IBOX 000009
Conclusie
De Belastingdienst is in het vooroverleg tot de conclusie gekomen dat aan de eisen voor de gevraagde toepassing van de Innovatiebox is voldaan. Er is overeenstemming bereikt over de toepassing van de Innovatiebox. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027 en is van overeenkomstige toepassing in de jaren 2021 en 2022, waarvoor de aangiften Vennootschapsbelasting reeds zijn ingediend.