rul-20230214-ibox-000006

Aanleiding

De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de Innovatiebox over de periode 2018 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2017. De aangiften Vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2021.

Feiten

Fiscale eenheid X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. Zij heeft een buitenlandse moedermaatschappij en enkele buitenlandse zustermaatschappijen. X heeft een lange historie en is gespecialiseerd in het ontwikkelen, ontwerpen en fabriceren van machines. X heeft een fabriek in Nederland. Hier vinden tevens de ontwikkelactiviteiten plaats van de in Nederland geproduceerde artikelen. X heeft [76 – 150] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 16 miljoen – € 50 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. Voorgaande ontwikkelingen worden door X uitgevoerd onder de S&O regeling. Over de periode 2017 tot en met 2021 zijn gemiddeld [20.000 – 50.000] S&O-uren per jaar toegek end en gerealiseerd. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [21 – 50] R&D- medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1,1 miljoen – € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet. Als onderdeel van het R&D-proces wordt, naast de beoordeling voor kwalificatie als S&O-werk, beoordeeld of het wenselijk is de intellectuele eigendommen te beschermen door middel v an een octrooi. Er zijn een viertal actieve octrooien op naam van X. Daarnaast zijn er immateriële activa in de vorm van programmatuur. X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige productieactiviteiten heeft X een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. X behaalt geen omzet met transacties met een entiteit in een laagbelastende jurisdictie. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Rechtskader

Het verzoek van X om toepassing van de Innovatiebox ziet op de artikelen 12b tot en met 12bg van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Voorts zijn het Innovatieboxbesluit 2021 en/of het besluit van 6 december 2018 (Stcrt. 2018, nr. 68661) inzake de toepassing van de Innovatiebox, hierna (gezamenlijk) te noemen “besluit Innovatiebox”, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, paragraaf 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) aan de orde.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of de transactie(s).
2. De door X gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Zelfstandig kwalificeert X wel als een kleinere belastingplichtige maar doordat zij onderdeel is van een groter concern kwalificeert X niet als een kleinere belastingplichtige als bedoeld in artikel 12ba, tweede lid, van de Wet Vpb, omdat gedurende 2021 en de vier voorafgaande boekjaren tezamen de groep (waar X gedurende die boekjaren deel van uitmaakte) een netto-omzet als bedoeld in artikel 12ba, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Vpb, heeft behaald die gelijk is aan of hoger is dan € 250.000.
000.
4. X heeft de economische eigendom van één of meer zelf voortgebrachte kwalificerende immateriële activa als bedoeld in artikel 12b van de Wet Vpb. Deze kwalificerende immateriële activa zijn voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor één of meer S&O-verklaringen zijn afgegeven aan X. In aanvulling daarop is sprake van aan X verleende en door haar aangevraagde octrooien, en is er sprake van immateriële activa die de vorm hebben van programmatuur.
5. Door X is op het laagst mogelijke aggregatieniveau en op de meest passende wijze bepaald wat de met de kwalificerende immateriële activa samenhangende voordelen zijn. De immateriële activa hebben betrekking op alle producten die X verkoopt en derhalve ook op het gehele resultaat. Het aggregatieniveau is daarom vastgesteld op de fiscale operationele winst (EBIT) van de fiscale eenheid X. Gelet op de belangrijke functie van R&D in de onderneming is deze functie aangemerkt als kernfunctie, hetgeen meebrengt dat het gebruik van de afpelmethode hier met ingang van 2018 het meest geschikt is om de kwalificerende voordelen te bepalen, in afwijking van de eerder gehanteerde kosten-gerelateerde beloningssystematiek die werd gehanteerd in de jaren tot en met
2017.
6. De vaststelling van de kwalificerende voordelen is ontleend aan het gedachtegoed van de Verrekenprijzen en meer in het bijzonder aan een functionele analyse op hoofdlijnen en is door de Belastingdienst beoordeeld op basis van door de belastingplichtige (desgevraagd) verstrekte informatie.
7. Bij de bepaling van de kwalificerende voordelen is derhalve het verzoek van X gevolgd om – in lijn met paragraaf 4.6 van het besluit Innovatiebox – de afpelmethode te hanteren en de fiscale EBIT van de fiscale eenheid als startpunt te nemen waarbij rekening wordt gehouden met voortbrengingskosten.
8. Er wordt eerst een beloning in aanmerking genomen voor de in de onderneming uitgevoerde routinematige productiefunctie. Hiervoor wordt een kosten gerelateerde beloning van [< 5%] in aanmerking genomen. Deze beloning valt niet onder de Innovatiebox en wordt belast tegen het reguliere tarief.
9. De restwinst wordt vervolgens gealloceerd op basis van een relatieve weging van de onderkende kernfuncties. In de analyse naar het belang van de R&D-functie zijn de volgende factoren meegewogen. X verricht grote inspanningen op het gebied van R&D. Dat uit zich onder andere in de relatief aanzienlijke omvang van het aantal S&O-uren, maar ook in het aantal medewerkers dat betrokken is bij de R&D-activiteiten in verhouding tot het aantal medewerkers dat betrokken is bij de overige (kern-)functies. Voorts is sprake van unieke technologie hetgeen blijkt uit de patent-portefeuille. Tenslotte is er het verband tussen de technologie als bepalende factor voor de hoge winstgevendheid en de sterke groei van de onderneming.
10. Op basis van deze analyse is geconcludeerd dat een gedeelte van [31% – 45%] van de resterende, operationele winst door X wordt toegerekend aan artikel 12b van de Wet Vpb. De overige operationele winst is toerekenbaar aan de kernfuncties (strategische) Marketing & Sales en Corporate Excellence, en wordt belast tegen het reguliere tarief.
11. Er is geen sprake van uitbestede R&D-werkzaamheden als bedoeld in artikel 12bb van de Wet Vpb. Er is voorts geen sprake van gekochte immateriële activa.
12. Als gevolg van de wijziging in de voordeelbepaling dient opnieuw te worden ingegroeid met ingang van het jaar 2018, waarbij een ingroeiperiode van [3,1 – 5] jaar passend wordt geacht. Deze ingroei is een afspiegeling van de mate waarin de voortgebrachte kwalificerende immateriële activa aan de winst gaan bijdragen.

Conclusie

De Belastingdienst is in het vooroverleg tot de conclusie gekomen dat aan de eisen voor de gevraagde toepassing van de Innovatiebox is voldaan. Er is overeenstemming bereikt over de toepassing van de Innovatiebox. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026 en is van overeenkomstige toepassing in de jaren 2018 tot en met 2021, waarvoor de aangiften Vennootschapsbelasting reeds zijn ingediend.