rul-20221018-ibox-000007

Aanleiding

De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor aanpassing van de gemaakte afspraken voor toepassing van de Innovatiebox over de periode 2019 tot en met 2022. De aangiften Vennootschapsbelasting zijn ingediend tot en met het boekjaar 2019.

Feiten

X is een dienstverlenende onderneming met [> 1.000] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 51 miljoen – € 150 miljoen]. Deze omzet wordt voornamelijk behaald met eigen producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. Y maakt sedert een overname in 2019 onderdeel uit van een internationaal concern. Daarna is Y gefuseerd met Z, die niet voor de Innovatiebox kwalificerende omzet behaald. De aandelen in X worden voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij. X is via dochtermaatschappij Y eigenaar van de voortgebrachte immateriële activa met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Dienstverlening, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt Y over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor jaarlijks WBSO-verklaringen worden verkregen met over de periode 2018 tot en met 2020 gemiddeld [20.000 – 50.000] toegek ende en gerealiseerde WBSO-uren per jaar. Bij de WBSO-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [21 – 50] R&D- medewerkers betrokken. Als gevolg van een interne herstructurering in 2019 zijn partijen in overleg getreden om te bezien op welke wijze het veranderde feitencomplex invloed heeft op de eerder gemaakte afspraken over de toepassing van de afpelmethode zoals vastgelegd in een eerder tot stand gekomen overeenkomst, en meer in het bijzonder de wijze van splitsing van de resultaten van Y en Z, om te komen tot een adequate eliminatie van de niet kwalificerende omzet gedurende de resterende looptijd van de vaststellingsovereenkomst.

Rechtskader

Het verzoek van X om aanpassing van de toepassing van de Innovatiebox ziet op de artikelen 12b t/m 12bg en 34d, eerste lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Voorts zijn het Innovatieboxbesluit 2021 en/of het besluit van 6 december 2018 (Stcrt. 2018, nr. 68661) inzake de toepassing van de Innovatiebox, hierna (gezamenlijk) te noemen “besluit Innovatiebox”, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, paragraaf 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) aan de orde.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
2. De door X gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Bij de bepaling van de voordelen is in de eerdere vaststellingsovereenkomst het verzoek van X gevolgd om in lijn met par. 4.6 van het besluit Innovatiebox de afpelmethode te hanteren en de fiscale kwalificerende operationele winst (de EBIT) van Y als startpunt te nemen waarbij rekening wordt gehouden met voortbrengingskosten.
4. Deze EBIT wordt in de periode 2019 tot en met 2022 jaarlijks geschoond voor de elementen die niet samenhangen met de kwalificerende activiteiten. Voor de jaren 2019 en 2020 resulteert dat in een afslag ter grootte van [30%-50%] van de EBIT. Deze niet- kwalificerende activiteiten vallen niet onder de Innovatiebox en worden belast tegen het reguliere tarief.
5. De EBIT die na schoning met niet-kwalificerende EBIT resteert, wordt gealloceerd op basis van een relatieve weging van de onderkende kernfuncties, zoals vastgelegd in de vaststellingovereenkomst die ten grondslag ligt aan deze aanvulling.
6. Voor het overige zijn de eerder tussen de Belastingdienst en X tot stand gekomen afspraken onverminderd van toepassing.

Conclusie

Er is overeenstemming bereikt over de aanpassing van de eerder tot stand gekomen afspraken met betrekking tot de Innovatiebox. Dit is vastgelegd in een addendum op de bestaande vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2022. De gemaakte afspraken zijn tevens van toepassing op het jaar 2019, waarvoor de aangifte Vennootschapsbelasting reeds is ingediend.