rul-20210330-ibox-000005

Aanleiding

De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de Innovatiebox over de periode 2019 tot en met 2023. Tevens is verzocht om toepassing van de Innovatiebox in de reeds ingediende aangiften Vennootschapsbelasting over de jaren 2017 en 2018.

Feiten

X is een onderneming met [151 – 300] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omz et van [€ 16 miljoen – € 50 miljoen]. De activiteiten bestaan hoofdzakelijk uit productie. Een deel van de productie ziet op innovatieve producten die zijn ontwikkeld onder de WBSO. Inzake de overige producten wordt eveneens Research & Development (R&D) uitgevoerd, maar dit is beperkt in omvang en wordt tevens niet onder de WBSO uitgevoerd. X maakt deel uit van een internationaal concern met een Nederlandse aandeelhouder. Binnen het concern heeft X een relatief grote mate van autonomie. Zij is dan ook aan te merken als een entrepreneur. De fiscale eenheid X heeft transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%). Deze vennootschappen verkopen onder andere de producten van X in een aantal andere landen. De omvang van deze verkopen is relatief gering. Alle R&D werkzaamheden worden door en namens X zelf uitgevoerd. X is daarmee de eigenaar van de door haar voorgebrachte immateriële activa. Binnen X zijn meerdere functies te onderkennen, te weten de Entrepreneursfunctie, Research & Development, Productie en Marketing & Sales. In het verzoek is opgemerkt dat alle functies kernfuncties voor X betreffen. Omdat het verzoek is ingetrokken is dit niet nader onderzocht. Jaarlijks worden door de R&D-afdeling immateriële activa voortgebracht die deels zijn voortgebracht onder de WBSO. Gemiddeld is sprake van [20.000 – 50.000] toegekende en gerealiseerde WBSO-uren per jaar. Bij de WBSO-activiteiten zijn gemiddeld [21 – 50] R&D- medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X gemiddeld jaarlijks [€ 1 miljoen – € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [5% – 10%] van de omzet. Voor een deel van de immateriële activa zijn patenten aangevraagd en verleend. Het betreft gemiddeld één patent per jaar. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie en incidenteel op procestechnologie. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode. Mede door een wijziging in haar economische vooruitzichten en haar inschatting van de verdere kosten van het te voeren vooroverleg heeft X er voor gekozen om het verzoek in te trekken.

Rechtskader

Het verzoek van X om toepassing van de Innovatiebox ziet op de artikelen 12b t/m 12bg van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Voorts zijn het besluit van 6 december 2018 (Stcrt. 2018, nr. 68661) inzake de toepassing van de Innovatiebox, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, paragraaf 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) aan de orde.

Overwegingen

Als gevolg van een wijziging in haar economische vooruitzichten heeft belanghebbende een inschatting gemaakt van de mogelijke additionele administratieve lasten met betrekking tot het te voeren vooroverleg. X heeft er vervolgens voor gekozen om het vooroverleg te staken en heeft het verzoek om zekerheid vooraf ingetrokken. Zodoende is niet toegekomen aan de beoordeling of werd voldaan aan de voorwaarden uit het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst is daarom achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken. Er is geen zekerheid vooraf gegeven.