9 november 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten
Deze week zijn er 11 nieuwe samenvattingen van rulings gepubliceerd. Het betreft 5 advance tax rulings, 1 advance pricing agreement, 5 innovatiebox rulings, en 0 overige rulings.

Deze week 11 nieuwe rulings.

 

Ruling #1 gaat over de toepassing van artikel 26 lid 7 van het Verdrag met de Verenigde Staten. Dit betreft een vangnetbepaling. Hoewel het niet expliciet is genoemd lijkt het hier te gaan om de toepassing van de verdragsvrijstelling op dividenden (artikel 10). Voor je daar uberhaupt uitkomt is al geconcludeerd dat de Nederlandse inhoudingsvrijstelling van artikel 4 lid 2 Wet op de dividendbelasting 1965 niet van toepassing is. Het blijkt niet waarom op het nivea van X - het hoofd van een internationaal concern - de aanwezigheid van een belastingsverijdelend motief wordt getoetst. Het lijkt er mijns insziens op dat sprake is van (passieve) vastgoedinvesteerder, die om die reden nat gaat op de subjectieve en objectieve toets.

 

Ik vind het een vreemde ruling. Naar mijn mening moet de inhoudingsvrijstelling EU-conform worden uitgelegd, ook in verhouding tot de Verenigde Staten. Dat betekent dat het niet hebben van een belastingsverijdelend motief, ook betekent dat de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting van toepassing is. Dit zou anders zijn als er hybride ranzigheid in de tussenliggende vennootschappen zit. Die ranzigheid wordt in ieder geval niet onderkend. Wellicht heb ik het mis; ik laat mij graag informeren/overtuigen.

 

Ruling #4 gaat over de toepassing van artikel 2.1 lid 1 onderdeel a, jo. lid 2. De belastingplichtige - hoewel opgericht in een land dat op de lijst met niet-cooperatieve of laagbelastende landen staat - is als inwoner belast in een 'goed' land. In dat geval is geen conditionele bronbelasting of interest, royalty of dividend verschuldigd (het betreft een dividend in dit geval).

 

Dank voor het lezen!

Advance Tax Rulings

#1

 

Aanleiding: Er is verzocht om toepassing van de vangnetbepaling als bedoeld in artikel 26, zevende lid, van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika. Men wenst zekerheid vanaf 3 november 2023 tot en met 31 december 2027.

 

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika en staat aan het hoofd van een internationaal concern. Het concern is actief in de vastgoed sector en er zijn [76 - 150] werknemers aldaar werkzaam. X houdt zich onder andere actief bezig met het zoeken naar geschikt vastgoed voor lange termijn waarde creatie. X houdt indirect, via een aantal tussenschakels in de Verenigde Staten van Amerika, alle aandelen van vennootschap Y.

 

Y is opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Y fungeert als houdstervennootschap voor een aantal vennootschappen eveneens opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. De enige activiteit van deze vennootschappen is het houden van Nederlands vastgoed. Y kan op uitkeringen aan X geen gebruik maken van de inhoudingsvrijstelling van de Wet op de dividendbelasting 1965.

 

Het dagelijks operationeel management van dit vastgoed wordt uitgevoerd door een externe Nederlandse property manager. Deze werkzaamheden vinden in Nederland plaats en worden uitgevoerd voor de Nederlandse vennootschappen.

 

Open de ruling.

#2

 

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de CFC-maatregel en over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor de vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

 

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X treedt op als houdstervennootschap en houdt onder andere een belang in A. A is gevestigd in een staat die is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.

Het verzoek is ingetrokken.

 

Open de ruling.

#3

 

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.

 

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal concern met een hoofdkantoor in een land buiten de Europese Unie, dat actief is in de dienstverlenende sector. In Nederland maakt het concern al langer gebruik van een houdster- en financieringsplatform voor diverse door haar bestuurde investeringsfondsen.

 

Het doel van X is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking. De activiteiten worden uitgeoefend door [1 – 10] werknemers in Nederland.

 

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

 

Open de ruling.

#4

 

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op dividenden. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.

 

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [> 1.000] werknemers. X vervult een regionale hoofdkantoorfunctie.

Y, de directe aandeelhouder van X, is een vennootschap opgericht naar het recht van een laagbelastende jurisdictie en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten (verdragsland A). Verdragsland A is geen laagbelastende jurisdictie. Y is volledig onderworpen aan de vennootschapsbelasting in verdragsland A. Y heeft een wezenlijke functie in de groep en drijft een materiële onderneming.

Z, de directe aandeelhouder van Y, is een vennootschap opgericht naar het recht van een laagbelastende jurisdictie en feitelijk gevestigd in verdragsland A. Z is een joint venture tussen twee partijen. Z vervult een hoofdkantoorfunctie. Z neemt strategische beslissingen ten aanzien van de groep.

Noch Y noch Z worden in verdragsland A of een ander betrokken land aangemerkt als een transparante vennootschap.

 

Open de ruling.

#5

 

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

 

Feiten: X is een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. X bestaat uit drie vennootschappen, A, B en C, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X heeft een moedervennootschap gevestigd in een land binnen de Europese Unie (EU).

X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X. De activiteiten worden uitgeoefend door [26 - 75] werknemers in Nederland.

X houdt diverse (in)directe deelnemingen, zowel binnen als buiten de EU. X is actief betrokken bij het aansturen van haar (in)directe deelnemingen. De juridische aandeelhouders van de deelnemingen zijn A en B.

A houdt direct een deelneming in Z. Z houdt op haar beurt weer (in)direct enkele deelnemingen. Z en de (in)directe deelnemingen worden op termijn geliquideerd. Momenteel houden deze deelnemingen vrijwel alleen (intra groep)vorderingen aan.

De (in)directe deelnemingen van B zijn operationele vennootschappen met activiteiten die in het verlengde liggen van de activiteiten van het concern als geheel.

De uiteindelijke moedermaatschappij van X, Y, is gevestigd in een land buiten de EU waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten. Y is de tophoudster van de groep en actief in de aansturing van het concern.

 

Open de ruling.

Advance Pricing Agreements

#6

 

Aanleiding: X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over verrekenprijzen voor de boekjaren 2022/2023 tot en met 2026/2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2021/2022.

 

Feiten: X is een vennootschap gevestigd in Nederland en behoort tot de Y-groep. De Y-groep houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en distributie van bepaalde producten. Y is gevestigd buiten de Europese Unie (EU) en maakt ook onderdeel uit van de Y-groep.

Y voert operationele en strategische functies uit voor een bepaald segment van de Y-groep. Daarbij houdt Y zich bezig met de ontwikkeling en productie van de producten in het betreffende segment. Y bepaalt tevens de wereldwijde verkoop- en marketingstrategie van de betreffende producten. Y is eigenaar van de gerelateerde immateriële activa en draagt de belangrijkste ondernemersrisico’s.

Y heeft een contract gesloten met X voor de distributie van de producten in Europa. X distribueert de producten (met behulp van buitenlandse vaste inrichtingen) onder aansturing en regie van Y. X houdt zich daarbij onder andere bezig met verkoopactiviteiten, voorraadbeheer, marktonderzoek en klantenservice. X is geen eigenaar van waardevolle immateriële activa en draagt beperkte risico’s.

 

Open de ruling.

Innovatiebox

#7

 

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2023 tot en met 2027.

 

Feiten: X is een industriële onderneming met [1 - 10] personeelsleden in Nederland. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De immateriële activa van X zijn nog niet uitontwikkeld, en X heeft nog geen beslissing genomen over de wijze van toekomstige exploitatie ervan. X heeft mede daardoor tot op heden geen opbrengsten behaald met betrekking tot deze immateriële activa, en beschikt daarnaast per 1 januari 2023 over aanzienlijke compensabele verliezen. In het verzoek om vooroverleg wordt om die reden nog niet verzocht om toepassing van een specifieke voordeelbepalingsmethode.

Het verzoek is ingetrokken.

 

Open de ruling.

#8

 

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2021 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2021.

 

Feiten: X is een industriële en dienstverlenende onderneming met [26 – 75] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 1 miljoen - € 5 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen producten en software waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van zichzelf als ook van de gevoegde dochtermaatschappijen Y en Z. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X in hun thuismarkt verkopen. De aandelen in X worden sinds een overname per 31 juli 2022 voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij. Op 31 juli 2022 verbreekt de fiscale eenheid van X, en worden de vennootschappen X, Y en Z aansluitend gevoegd in de fiscale eenheid Q. Dit resulteert overigens niet in relevante wijzigingen in het feitencomplex met betrekking tot toepassing van de innovatiebox.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft X ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2019 tot en met 2021 gemiddeld [10.000 – 20.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O- activiteiten zijn over die periode gemiddeld [5 - 10] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast geeft X aan over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1,1 miljoen - € 5 miljoen] te hebben uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [> 15%] van de omzet.

 

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

 

Open de ruling.

#9

 

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de gebroken boekjaren 2017/2018 tot en met 2026/2027, aansluitend op een eerdere afspraak. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met boekjaar 2021/2022.

 

Feiten: X is een dienstverlenende onderneming met [301 – 500] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 51 miljoen - € 150 miljoen]. Deze omzet wordt grotendeels behaald met eigen softwareproducten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. X behaalt mogelijk omzet met transacties met een entiteit in een laagbelastende jurisdictie, maar dat is minder dan 30% van de omzet waar het verzoek om vooroverleg op ziet.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De aandelen in X worden voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. X heeft een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence, Operating & Support en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2018 tot en met 2021 gemiddeld [> 50.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [> 50] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [5% - 10%] van de omzet.

X is voor haar specifieke marktgebied een van de Europese marktleiders. Het succes laat zich ook afmeten aan een structureel hoge winstgevendheid van de onderneming en het feit dat X gedurende de afgelopen jaren sterk is gegroeid.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

 

Open de ruling.

#10

 

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2021 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2022.

 

Feiten: De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, tevens het hoofd van een separate divisie van X. Y is een industriële onderneming met [501 – 1.000] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 301 miljoen - € 500 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door Y. Binnen Y worden een drietal productgroepen onderkend.

Y maakt onderdeel uit van een internationaal concern. Y behaalt geen omzet met transacties met een entiteit in een laagbelastende jurisdictie.

De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van Y wereldwijd verkopen.

Y is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft Y ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt Y over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2019 tot en met 2021 gemiddeld [> 50.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Daarbij is in het jaar 2022 sprake van een aanzienlijke daling van het aantal toegekende en gerealiseerde S&O-uren ten opzichte van het gemiddelde over voorgaande jaren. Bij de S&O-activiteiten zijn gemiddeld [> 50] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [> € 10 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere aangevraagde en verleende patenten waarbij aan Y regelmatig nieuwe patenten wordt verleend. Er zijn thans ook diverse patenten in aanvraag. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie en incidenteel op procestechnologie.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om ongewijzigde toepassing van de afpelmethode, aangezien feiten en omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de voorafgaande afspraak.

 

Open de ruling.

#11

 

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2017 tot en met 2022.

 

Feiten: X is een industriële onderneming met [301 – 500] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 51 miljoen - € 150 miljoen]. X heeft dochtermaatschappijen in het buitenland. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

X verkeert sinds enige tijd in staat van faillissement.

 

Open de ruling.

Heb je deze nieuwsbrief doorgestuurd gekregen en wil je deze in het vervolg zelf direct ontvangen? Of wil je ook de nieuwsbrief met nieuwe kennisgroepstandpunten ontvangen? Abonneer via onderstaande knop!

Abonneer!
Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.