#1
Aanleiding: Met ingang van 1 januari 2014 is de stamrechtvrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) afgeschaft. In artikel 39f Wet LB 1964 is overgangsrecht opgenomen voor, onder andere, de stamrechtaanspraken op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB 1964 die op 31 december 2013 bestonden. Artikel 39f, tweede lid, Wet LB 1964 bepaalt dat de waarde van een stamrechtaanspraak als een bedrag ineens mag worden uitgekeerd.
Een stamrechtaanspraak op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB 1964 kan ook zijn opgenomen in een besloten vennootschap (hierna: BV) waarvan de directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) aandeelhouder is.
De vraag is hoe de heffing van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) dient plaats te vinden als een dergelijke DGA de stamrechtaanspraak als een bedrag ineens laat uitkeren.
Vraag: Hoe vindt de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw plaats bij een stamrechtuitkering ineens in de zin van artikel 39f Wet LB 1964?
Antwoord: De verzekeringsplichtige is de bijdrage Zvw verschuldigd over een stamrechtuitkering ineens in de zin van artikel 39f Wet LB 1964. De inhoudingsplichtige moet deze bijdrage Zvw inhouden op grond van artikel 43, tweede lid, onderdeel a, jo. artikel 49, tweede lid, Zvw.
Lees het kennisgroepstandpunt.
|