20 juni 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten

Vier nieuwe kennisgroepstandpunten deze week.

Eén kennisgroepstandpunt (#1) over het gebruik van de herinvesteringsreserve bij overheidsingrijpen, of althans bij verkoop van agrarisch land aan een projectontwikkelaar na het sluiten van een coalitieakkoord waarin het gebied waarin de kavel ligt [wordt] genoemd als mogelijke locatie voor woningbouw. De relevantie van het overheidsingrijpen is het gebruik van de herinvesteringsreserve op basis van artikel 3.54 Wet inkomstenbelasting 2001 (welke ook relevant is voor de vennootschapsbelasting via artikel 8 Wet Vennootschapsbelasting 1969). 

De herinvesteringsreserve bij overheidsingrijpen ten aanzien van landbouwgronden is niet iets waar ik mij dagelijks druk om maak, zeker niet professioneel. De vraag kwam bij me op of dit ook relevant is in het kader van de uitkoopregeling voor piekbelasters. Nu had ik het idee dat alle piekbelasters zouden worden uitgekocht, en geen agrarisch bedrijf meer zouden uitoefenen. Dat lijkt toch een misvatting mijnerzijds

Maargoed, de herinvesteringsreserve biedt geen soelaas bij staking van de onderneming en het gevolgtijdelijk starten van een nieuwe onderneming, en lijkt ook niet toepasbaar bij een herinvestering in een al bestaande andere onderneming. Dit roept interessante vragen over of extensivering (inkrimping?) ook leidt tot een beperking van het recht op gebruik van de herinvesteringsreserve, en uiteraard de al vrij oude vraag, wanneer staak je eigenlijk een onderneming?

Terug naar de casus: een coalitieplan is maar een coalitieplan. 

Ook een kennisgroepstandpunt (#3) waarin de vraag centraal staat of faillietverklaring en aanwijzing van een curator leidt tot verbreken van de fiscale eenheid. Geen verrassende conclusie. Sterker nog, ik vraag me af wat de beweegredenen waren van de betrokken inspecteur dit voor te leggen. Wellicht ook interessant om even dit standpunt erbij te pakken. 

En een kennisgroepstandpunt over (#4) over Irimierente. Irimierente betreft rente over in strijd met EU-recht geheven belasting en is voor Nederland gecodificeerd in artikel 28c Invorderingswet.

Dank voor het lezen!

Winstbepaling

#1

Aanleiding:

Belanghebbende exploiteert een agrarisch bedrijf in de omgeving van gemeente X. Tot het ondernemingsvermogen behoort een kavel grond die is gelegen dicht tegen de bebouwing van de gemeente.

In het coalitieakkoord van het college van B en W van de gemeente wordt het gebied waarin deze kavel ligt genoemd als mogelijke locatie voor woningbouw. Er is door de gemeente nog geen voorkeursrecht gevestigd op deze grond. Volgens de adviseur tonen projectontwikkelaars al belangstelling voor deze grond.

Belanghebbende wil zekerheid dat als hij overgaat tot verkoop aan een projectontwikkelaar er sprake is van een verkoop die het gevolg is van overheidsingrijpen in de zin van artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel a, Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Hierna: Wet IB 2001).

Indien er geen sprake is van overheidsingrijpen dan is belanghebbende voornemens om over te gaan tot verkoop aan een projectontwikkelaar die hem de agrarische waarde (WEVAB) van de grond betaalt met een nabetaling indien de bestemming van de grond binnen een bepaalde periode wijzigt in woningbouw. Belanghebbende wil op het moment dat de nabetaling is gerealiseerd als bedoeld in onderdeel 7.2. van het Besluit van 13 juli 2022 nr. 2022-4487 (hierna: Besluit Herinvesteringsreserve) toetsen of er sprake is van overheidsingrijpen.

Vragen

1. Is er nu bij verkoop aan een projectontwikkelaar sprake van overheidsingrijpen in de zin van art. 3.54, twaalfde lid, onderdeel a, Wet IB 2001?

2. Wanneer moet worden getoetst of er sprake is van overheidsingrijpen indien de nabetaling later wordt gerealiseerd?   

Antwoorden:

1. Het antwoord op de vraag is afhankelijk van de specifieke relevante feiten en omstandigheden van het geval, waarbij als omstandigheid dient te worden meegenomen dat enkel het coalitieakkoord van het collega van B en W van de gemeente geen plan is als bedoeld in onderdeel 6.2.2. van het Besluit Herinvesteringsreserve.

2. Op het moment van vervreemding moet worden getoetst of er sprake is van overheidsingrijpen. Dat de nabetaling daarna wordt gerealiseerd als bedoeld in de goedkeuring van onderdeel 7.2 van het Besluit Herinvesteringsreserve brengt niet mee dat op dat moment -opnieuw- wordt getoetst of er sprake is van overheidsingrijpen.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Onroerende zaken

#2

Aanleiding: Een belastingplichtige heeft vóór 2013 een woning in het buitenland gekocht, waarvoor hij een aflossingsvrije lening is aangegaan. Deze woning is zijn hoofdverblijf en hij is fiscaal inwoner van dat land. Pas na 1 januari 2013 valt deze woning onder het bereik van de Nederlandse eigenwoningregeling doordat de belastingplichtige op enig moment voor de Nederlandse belastingheffing is aan te merken als een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige (artikel 7.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)).   

Vraag: Wordt de aflossingsvrije lening vanaf het moment dat de woning onder het bereik van de Nederlandse eigenwoningregeling valt als een bestaande eigenwoningschuld (hierna: BEWS) aangemerkt?

Antwoord: Ja. De aflossingsvrije lening kwalificeert als een BEWS in de zin van artikel 10bis.1, eerste lid, Wet IB 2001.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Reorganisatiefaciliteiten & fiscale eenheden

#3

Aanleiding: Moedermaatschappij BV Y en dochtermaatschappij BV A vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. BV A wordt door de rechtbank failliet verklaard en de rechtbank wijst een curator aan. Op het faillissement is het Nederlandse civiele recht van toepassing. Door de faillietverklaring verliest BV A de beheers- en beschikkingsbevoegdheid over haar vermogen. Deze bevoegdheden gaan over naar de curator.

Vraag: Leiden het faillissement van BV A en het aanstellen van de curator bij BV A ertoe dat niet langer aan het bezitsvereiste van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) is voldaan?

Antwoord: Nee, de faillietverklaring en de toewijzing van een curator door de rechtbank leiden er niet toe dat niet langer wordt voldaan aan het bezitsvereiste van artikel 15, eerste lid, Wet Vpb 1969.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Invordering & civiel recht

#4

Aanleiding:

[…]

Naar aanleiding van voornoemde uitspraken [i.e 2 juni 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:1995, 24 maart 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:598, 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6042] is er binnen de Belastingdienst een toename van verzoeken om rentevergoeding op grond van artikel 28c Iw 1990 die tot verschillende vragen leiden.

Vragen:

1. Wanneer is sprake van “belasting in strijd met het Unierecht geheven” in de zin van artikel 28c Iw 1990?

2. Kan er recht op invorderingsrente op grond van artikel 28c Iw 1990 bestaan als er een vaststellingsovereenkomst is gesloten?

3. Wanneer is er sprake van ‘in strijd met het Unierecht toegepaste heffingen’ bij voldoening op aangifte?

4. Wanneer is er sprake van ‘in strijd met het Unierecht toegepaste heffingen’ bij naheffingsaanslagen?

5. Kan er bij ambtshalve vermindering of teruggaaf sprake zijn van recht op een rentevergoeding op grond van artikel 28c Iw 1990?

6. Over welk bedrag moet een rentevergoeding op grond van artikel 28c Iw 1990 betaald worden?

7. Welk percentage invorderingsrente moet worden vergoed?

Antwoorden: 

1. Er is sprake van “belastingen in strijd met het Unierecht geheven” in de zin van artikel 28c Iw 1990 als (1) de Unierechtelijke regeling, waarop het nationale recht is gebaseerd, zelf in strijd is met het Unierecht, (2) een nationale regel in strijd is met het Unierecht, (3) een nationale regel - die op zichzelf in overeenstemming is met het Unierecht - onjuist is toegepast, of (4) de strijdigheid van het Unierecht het gevolg is van de niet-inachtneming van de algemene beginselen van het Unierecht.

2. Bij een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval recht bestaan op een rentevergoeding op grond van artikel 28c Iw 1990.

3. Onder omstandigheden kan er bij voldoening op aangifte sprake zijn van het Unierechtelijke ‘heffingen toegepast in strijd met het recht van de Unie’. Denk hierbij aan voldoening op aangifte conform een (naar achteraf blijkt onjuist) ingenomen standpunt van de inspecteur. Er is echter geen sprake van het HvJ EU criterium ‘heffingen toegepast in strijd met het recht van de Unie’ als de belastingplichtige abusievelijk teveel belasting op aangifte heeft voldaan.

4. Een teruggaaf op een naheffingsaanslag die in strijd met het Unierecht is geheven zal in beginsel - na een daartoe gedaan verzoek - recht geven op een rentevergoeding op grond van artikel 28c Iw 1990. Dit geldt niet voor ambtshalve opgelegde naheffingsaanslagen en ook niet voor zogeheten systeemaanslagen (geautomatiseerd vastgestelde naheffingsaanslagen), behoudens in dit laatste geval als de aangifte conform de naar de achteraf blijkende onjuiste standpuntbepaling van de inspecteur is gedaan.

5. Bij ambtshalve vermindering of teruggaaf bestaat er geen recht op rentevergoeding op grond van artikel 28c Iw 1990.

6. Als er sprake is van belastingen die zijn geheven in strijd met het Unierecht, moet niet alleen rente vergoed worden over het bedrag aan belasting dat in strijd met het Unierecht is geheven, maar ook over de hierbij samenhangende bedragen, zoals het boetebedrag, de in rekening gebrachte kosten, en de in rekening gebrachte belasting- en invorderingsrente.

7. Het te hanteren rentepercentage bedraagt minimaal het percentage van de “bancaire rente op consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens” (www.dnb.nl/statistieken/dashboards/rente/) zoals dat gold aan het begin van de maand waarin de belasting in strijd met het Unierecht is betaald.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.