25 mei 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten
Deze week zijn er 13 nieuwe samenvattingen van rulings gepubliceerd. Het betreft 9 advance tax rulings, 1 advance pricing agreement, 2 innovatiebox rulings, en 1 overige ruling.

Rulings #3 en #7 bestrijken een onderwerp waar ik in het geheel geen ervaring mee heb; belastingheffing over BES-eilandvennootschappen. Kennelijk zijn vennootschappen die op Aruba, Curaçao, of Sint Maarten zijn gevestigd en een vaste inrichting hebben op (een van) de BES-eilanden aangemerkt als (beperkt) buitelandsbelastingplichtigen (art. 3 lid 1 onderdeel d Vpb). Het inkomen uit zo’n vaste inrichting op de BES-eilanden aangemerkt als Nederlands inkomen, tenzij wordt voldaan aan bepaalde substance-voorwaarden (artikel 17 lid 3 onderdeel c Vpb). Als je het over de duivel hebt; pas ook nog deze 81 R.O.-uitspraak. Een renteloze lening is geen belegging. Wat is het dan wel? Geen belegging. 

 

Ruling #8 is wat mij betreft vaag. “In Nederland maakt X [inwoner van A] gebruik van een postbusadres en heeft zij een samenwerkingsovereenkomst met een derde partij gesloten. Deze derde partij kan geen overeenkomsten sluiten namens X en daarnaast verricht zij werkzaamheden voor haar eigen onderneming. Verder oefent X geen activiteiten uit in Nederland.”  “X heeft geen vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland op basis van de relevante bepalingen van het toepasselijke belastingverdrag.” Wat was hier nu eigenlijk de vraag? Op basis van de verwijzing naar artikel 17 lid 3 onderdeel a en 17a (onder b?), vermoed ik dat de samenwerkingsovereenkomst iets in zich had wat zou kunnen leiden tot de conclusie dat er recht was op een aandeel in de winst van een in Nederland gedreven/geleide onderneming. 

Advance Tax Ruling

#1

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op renten en royalty’s. Men vraagt zekerheid voor de jaren 2021 tot en met 2025.

Feiten: X en Y zijn beiden een coöperatie opgericht naar het recht van en feitelijk in Nederland gevestigd. X en Y behoren tot een internationaal opererend concern actief in de dienst- verlenende sector. X en Y houden elk alle aandelen in meerdere vennootschappen die zijn opgericht naar het recht van en feitelijk in Nederland gevestigd (tezamen Z1). Z1 is eigenaar van vastgoed in Nederland. X houdt tevens alle aandelen in Z2, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland die zich bezig houdt met financieringsactiviteiten. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend. De activiteiten worden uitgeoefend door [26-75] werknemers in Nederland. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X, Y, Z1 en Z2 en beschikt over professionele kennis en ervaring om investeringen actief te managen. In Nederland beschikt het concern over eigen kantoorruimte.

A, de tophoudster van het concern, is een beursgenoteerde investeringsmaatschappij in vastgoed en houdt indirect alle lidmaatschapsrechten in X en Y. A houdt alle aandelen in B en C. A, B en C zijn allen vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (verdragsland A). B en C houden gezamenlijk het volledige belang in D, een samenwerkingsverband opgericht naar het recht van verdragsland A.

Met uitzondering van D, worden alle betrokken entiteiten voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparante lichamen aangemerkt. D kwalificeert voor Nederlandse fiscale doeleinden en voor fiscale doeleinden van verdragsland A als een transparant lichaam. Voor fiscale doeleinden van verdragsland A worden C, X, Y en Z1 - als gevolg van het consolidatieregime van verdragsland A - als transparante lichamen aangemerkt en zodoende worden hun resultaten toegerekend aan A. A en B worden in verdragsland A als niet-transparant behandeld.

D heeft aandeelhoudersleningen verstrekt aan X, Y, Z1 en Z2.

Open de ruling.

#2

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van twee commanditaire vennootschapen, de kwalificatie van twee buitenlandse samenwerkingsverbanden naar Nederlandse fiscale maatstaven en de vraag of er sprake is van buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting op het niveau van de commanditaire vennoten. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027 (aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022).

Feiten: X en Y zijn commanditaire vennootschappen opgericht naar het recht van Nederland. X en Y behoren tot een Nederlands concern met een hoofdkantoor in Nederland, dat actief is in de dienstverlenende sector. X en Y fungeren als platform waar (een deel van de) arbeid en het kapitaal samen komen.

De arbeid wordt geleverd door Z, de beherend vennoot en een naar Nederlands recht opgerichte en in Nederland gevestigde vennootschap. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en Y en beschikt over professionele kennis en (internationale) ervaring in deze sector. De activiteiten worden uitgeoefend door [26-75] werknemers in Nederland. X en Y hebben eigen kantoorruimte ter beschikking.

A is een buitenlandse commanditaire vennoot van X. B is een buitenlandse commanditaire vennoot van Y. A en B zijn buitenlandse samenwerkingsverbanden, opgericht naar het recht van en gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (lidstaat B). A en B kunnen worden vergeleken met een commanditaire vennootschap naar Nederlands recht. De toetreding, vervanging en wijziging van de onderlinge gerechtigheid van de commanditaire vennoten in A en B is mogelijk zonder dat unanieme toestemming nodig is van alle participanten. A en B zijn voor fiscale doeleinden van lidstaat B transparant. De beherend vennoot van A en B is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in lidstaat B.

Open de ruling.

#3

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf dat geen sprake is van buitenlandse belastingplicht ter zake van winsten die worden behaald op Bonaire, Sint Eustatius of Saba (BES-eilanden) middels een vaste inrichting van een Sint Maartense vennootschap. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met het boekjaar 2022.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van Sint Maarten en feitelijk aldaar gevestigd.

X drijft een onderneming in Sint Maarten en houdt zich bezig met dienstverlenende activiteiten. X behaalt daarnaast winsten op (één van) de BES eilanden door middel van een vaste inrichting. De activiteiten van de vaste inrichting van X zijn soortgelijk aan en liggen in het verlengde van de activiteiten van het hoofdhuis van X.

Open de ruling.

#4

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de hybridemismatchmaatregelen. Men wenst zekerheid vooraf voor de boekjaren 2021 tot en met 2025.

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern actief in de dienstverlenende sector. X houdt 100% van de aandelen in twaalf naar Nederlands recht opgerichte en feitelijk in Nederland gevestigde vennootschappen (hierna Y). Y is eigenaar van vastgoed in Nederland. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en Y. De activiteiten worden uitgeoefend door [26-75] werknemers in Nederland.

A en B houden gezamenlijk 100% van de lidmaatschapsrechten in X. A houdt 100%
van de aandelen in B en in C. A en C houden gezamenlijk 100% van het belang in E, een samenwerkingsverband. F, de tophoudster van het concern, is een beursgenoteerde investeringsmaatschappij in vastgoed en houdt (in)direct 100% van de aandelen in A, B, C, en Y, lidmaatschapsrechten in X en het belang in E. A, B, C, E en F zijn allen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in staat D.

Met uitzondering van E, worden alle betrokken entiteiten voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparante lichamen aangemerkt. E kwalificeert voor Nederlandse fiscale doeleinden als een transparant lichaam. Voor fiscale doeleinden van staat D worden A, B, X en Y - als gevolg van het consolidatieregime van staat D - als transparante lichamen aangemerkt en zodoende worden hun resultaten toegerekend aan F. C en F worden in staat D als niet-transparant behandeld.

E is geen onderdeel van het consolidatieregime. E is een samenwerkingsverband, en op basis van de fiscale wetgeving van staat D betekent dit dat het resultaat van E wordt toegerekend aan haar participanten (A en C). Omdat A transparant is voor fiscale doeleinden van staat D, worden de resultaten van E die toerekenbaar zijn aan A toegerekend aan F.

Y heeft het vastgoed gefinancierd met eigen en vreemd vermogen. Het vreemd vermogen is door E verstrekt door middel van interne leningen. Deze interne leningen worden door E nagenoeg geheel gefinancierd middels gelden die op concernniveau zijn aangetrokken van derden. Y doet rentebetalingen op de door E verstrekte leningen en heeft tevens afschrijvingslasten op haar vastgoed. X en Y maken beiden kosten in het kader van hun bedrijfsvoering. Vanwege het feit dat E geen onderdeel is van de geconsolideerde groep zijn de interne leningen zichtbaar voor fiscale doeleinden van staat D. X ontvangt managementvergoedingen en Y ontvangt huurinkomsten.

Open de ruling.

#5

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een Nederlands concern met een hoofdkantoor in Nederland, dat actief is in de dienstverlenende sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [26 - 75] werknemers.

Het doel van X is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X, heeft professionele kennis en ervaring, is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de investeringen en zal in dat kader verantwoordelijk zijn voor strategische beslissingen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#6

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting, de inhoudingsplicht voor de dividendbelasting en de deelnemingsvrijstelling voor de vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X is de tophoudster van een internationaal concern actief in de industriële sector.

X is voornemens samen te gaan met een externe partij. In verband met deze voorgenomen grensoverschrijdende transactie wordt door X onder meer een dochtervennootschap, Y, met daaronder een kleindochtervennootschap, Z, opgericht. Beide vennootschappen zijn opgericht naar Nederlands recht en feitelijk in Nederland gevestigd.

Het concern waartoe X, Y, en Z behoren oefent operationele activiteiten in Nederland uit en beschikt in Nederland over personeel en kantoorruimte.

A, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (verdragsland A), zal na de voorgenomen grensoverschrijdende transactie alle aandelen houden van X of Z. A wordt de tophoudster van de nieuwe groep en drijft een materiële onderneming.

Een mogelijk onderdeel van de transactie is dat Y tijdelijk meer dan 5% van de aandelen zal houden in A.

Open de ruling.

#7

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf dat geen sprake is van buitenlandse belastingplicht ter zake van winsten die worden behaald op Bonaire, Sint Eustatius of Saba (BES-eilanden) middels een vaste inrichting van een Sint Maartense vennootschap. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met het boekjaar 2022.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van Sint Maarten en feitelijk aldaar gevestigd. X drijft een onderneming in Sint Maarten en houdt zich bezig met dienstverlenende activiteiten. X behaalt daarnaast winsten op (één van) de BES eilanden door middel van een vaste inrichting. De activiteiten van de vaste inrichting van X zijn soortgelijk aan en liggen in het verlengde van de activiteiten van het hoofdhuis van X.

Open de ruling.

#8

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de afwezigheid van een vaste inrichting voor de vennootschapsbelasting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2021 tot en met 2025.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land binnen de Europese Unie (EU), waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten (verdragsland A). Het hoofdkantoor van X is gelegen in verdragsland A en het concern is actief in de dienstverlenende sector. X is onderworpen aan winstbelasting in verdragsland A. In Nederland maakt X gebruik van een postbusadres en heeft zij een samenwerkingsovereenkomst met een derde partij gesloten. Deze derde partij kan geen overeenkomsten sluiten namens X en daarnaast verricht zij werkzaamheden voor haar eigen onderneming. Verder oefent X geen activiteiten uit in Nederland.

Open de ruling.

#9

Aanleiding: Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een Nederlands concern met een hoofdkantoor in Nederland, welke actief is in de dienstverlenende sector. Het concern heeft [26-75] werknemers in Nederland.

Het doel van X is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X, heeft professionele kennis en ervaring,
is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de investeringen en zal in dat kader verantwoordelijk zijn voor strategische beslissingen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

Advance Pricing Agreements

#10

Aanleiding: X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over verrekenprijzen voor de boekjaren 2017 tot en met 2019.

Feiten: X is een vennootschap gevestigd in de Europese Unie (EU) en maakt onderdeel uit van een multinationaal concern waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in de EU. Het concern is actief in de dienstverlenende sector.

X heeft een vaste inrichting in Nederland die met een grote mate van autonomie activiteiten ontplooit in de Nederlandse markt. De functies van de vaste inrichting, de daarmee beheerste risico’s en daarbij gebruikte activa kunnen worden beschouwd als een onderneming met een “entrepreneurial” karakter. Met de uitoefening van de functies worden risico’s aanvaard en beheerst en worden activa gecreëerd en gebruikt op een wijze die vergelijkbaar is met die van het hoofdhuis.

Het verzoek is ingetrokken.

Open de ruling.

Innovatiebox

#11

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2022 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2021.

Feiten: X is een industriële en dienstverlenende onderneming met [76 – 150] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 16 miljoen - € 50 miljoen]. Deze omzet wordt hoofdzakelijk behaald met eigen producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. Bij de omzet uit service en werkplaatsreparaties speelt de eigen technologie geen rol.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochter- maatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. X heeft een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2017 tot en met 2020 gemiddeld [10.000 – 20.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [11 – 20] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1 miljoen -

€ 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [5% - 10%] van de omzet.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om ongewijzigde toepassing van de afpelmethode, aangezien feiten en omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de voorafgaande vaststellingsovereenkomst.

Open de ruling.

#12

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2017 tot en met 2025, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2016. De aangiften vennootschapsbelasting zijn ingediend tot en met 2021.

Feiten: X is een dienstverlenende en handelsonderneming met [151 – 300] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 16 miljoen - € 50 miljoen]. Deze omzet wordt voornamelijk behaald met eigen producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. Een gedeelte van de omzet wordt behaald met producten die niet in aanmerking komen voor toepassing van de innovatiebox.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochter- maatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De fiscale eenheid X heeft transacties met buitenlandse groeps- vennootschappen (met een (in-) directe verbondenheid groter dan 25%).

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. X heeft een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor jaarlijks S&O-verklaringen worden verkregen met over

de periode 2017 tot en met 2022 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O- uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [21 - 50] R&D- medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks
[€ 1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [5% - 10%] van de omzet.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Open de ruling.

Overige rulings

#13

Aanleiding: Er is in het kader van toezicht gekeken naar de toepassing van artikel 8b en artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) bij X ten aanzien van grensoverschrijdende geldleningen. Dit betrof jaren waarover aangiften vennootschapsbelasting waren ingediend alsmede, op verzoek van X, het jaar 2019 waarover nog geen aangifte vennootschapsbelasting was ingediend.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar Nederlands recht en feitelijk ook in Nederland gevestigd. X behoort tot een concern dat actief is in de industriële sector. X en het concern verrichten bedrijfseconomische operationele activiteiten in Nederland.

X heeft geldleningen aangetrokken van een concernvennootschap gevestigd buiten Nederland. Eén van deze geldleningen is aangewend voor een rechtshandeling in de zin van artikel 10a, eerste lid, van de Wet Vpb.

Tijdens de behandeling van het verzoek is de aangifte 2019 ingediend door X.

Open de ruling.

Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.