20 februari 2024 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten

Deze week 5 nieuwe kennisgroepstandpunten, waarvan een aantal interessant. Zo betreft kennisgroepstandpunt #1 het verdragsinwonerschap van een Non-Habitual Resident van Portugal ("NHR"). Een NHR is wel een inwoner voor het verdrag omdat hij "niet uitsluitend met zijn Portugese inkomsten is onderworpen aan de belastingheffing". Dit is een verwijzing naar de tweede volzin van artikel 4 lid 1 van het verdrag. ChatGPT vertelt mij het volgende over het NHR-regime:

"Het Portugese NHR-regime (Niet-Habituele Residentie) is een fiscaal stimuleringsbeleid ontworpen om mensen naar Portugal te lokken met aantrekkelijke belastingvoordelen. Dit regime, gestart in 2009, staat open voor zowel EU/EER/Zwitserse burgers als voor niet-EU burgers die de vijf jaar voor hun aanvraag niet fiscaal in Portugal woonachtig waren. Onder dit NHR-regime kunnen deelnemers profiteren van een verlaagd belastingtarief van 20% op bepaalde Portugese inkomsten, vooral uit hoogwaardige activiteiten in de wetenschappelijke, artistieke of technische sector.

Inkomen uit het buitenland, zoals pensioenen, dividenden, royalty's en inkomsten uit investeringen, kan onder het NHR-regime vrijgesteld zijn van Portugese belasting. Dit geldt als het in het land van herkomst belastbaar is volgens een Dubbelbelastingverdrag (DBV) of volgens de Portugese wetgeving belastbaar zou kunnen zijn. Deze regeling is bedoeld om dubbele belasting te vermijden en Portugal aantrekkelijk te maken voor gepensioneerden, professionals en investeerders.

Belangrijk is wel dat de NHR-status voor een periode van tien jaar wordt toegekend. Het vereist dat aanvragers zorgvuldig de Portugese belastingwetten en de DBV's tussen Portugal en andere landen overwegen. Kandidaten moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen en de juiste documenten aanleveren om in aanmerking te komen. De details van het regime, waaronder de inkomsten die in aanmerking komen en de belastingtarieven, kunnen wijzigen door aanpassingen in de Portugese belastingwetgeving. Het is daarom aan te raden om advies in te winnen bij een belastingadviseur voor de meest actuele informatie.
"

Als bovenstaande een fair representation van het NHR-regime is kan ik me wel vinden in de conclusie. Ik had me ook wel kunnen voorstellen dat een ander standpunt was ingenomen.

Ten aanzien van kennisgroepstandpunt #3 zou ik geschokt zijn geweest als men tot een andere conclusie was gekomen.

Als eerder aangegeven op LinkedIn begrijp ik kennisgroepstandpunt #4, maar vraag ik me af of het klopt. Ik vind het standpunt te algemeen geformuleerd en ik heb sterke twijfels bij de feitelijk juistheid van een stelling als: "X BV houdt weliswaar alle aandelen in Y BV, maar omdat X geen economisch belang heeft in Y BV heeft X ook geen indirect aanmerkelijk belang in Y BV." Ik zou verwachten dat er wel degelijk een besmettingsrisico is ten aanzien van onderrenderen van Y BV, en ik had graag willen begrijpen of het vastgoed in de onderneming werd gebruikt.

Dank voor het lezen!

IBR IB niet-winst/loonbelasting/PH-aanslag

#1

Aanleiding: Belanghebbende woont in Portugal en wordt daar als zogeheten residente não habitual of non-habitual resident (hierna: NHR) aangemerkt. Belanghebbende is enig aandeelhouder van de in Nederland gevestigde A BV. Deze vennootschap heeft in 2023 een dividenduitkering gedaan met inhouding van 15% dividendbelasting. Belanghebbende stelt dat hij als inwoner van Portugal kan worden aangemerkt in de zin van artikel 4, eerste lid, van het Verdrag Nederland-Portugal (hierna: Verdrag NL – PRT) waardoor hij kan verzoeken om toepassing van het verlaagde bronbelastingtarief van 10% voor dividenden zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, Verdrag NL - PRT.

Vraag: Kwalificeert een non habitual resident als inwoner van Portugal in de zin van artikel 4, eerste lid, Verdrag NL - PRT?

Loonheffing algemeen

#2

Aanleiding:

Casus 1
Een werknemer verblijft in het voorjaar (mei t/m juni) elk weekend op de camping. Hij reist vrijdag van kantoor naar de camping en maandag van de camping weer naar kantoor. De rest van de week reist hij van zijn woonplaats naar kantoor en vice versa.

Casus 2
Een werknemer verblijft tijdens de zomer niet in zijn woonplaats, maar op een camping in Nederland voor een periode van drie maanden. Hij reist in deze periode dagelijks met de auto vanuit de camping naar kantoor en vice versa.

Vraag: Welke reizen komen in aanmerking voor een gericht vrijgestelde kilometervergoeding op grond van artikel 31a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964)?

Antwoord:

Casus 1
Alleen de reizen van de werknemer van zijn kantoor naar zijn woonplaats en vice versa zijn gericht vrijgesteld (omdat sprake is van woon-werkverkeer). De reizen van kantoor naar de camping en vice versa in beginsel niet.

Casus 2
Als de camping kwalificeert als verblijfplaats zijn de reizen van en naar kantoor gericht vrijgesteld (omdat sprake is van woon- werkverkeer), tenzij niet voldaan wordt aan de redelijkheidseis.

Winstbepaling

#3

Aanleiding: De vraag is opgekomen hoe in het kader van de winstbepaling moet worden omgegaan met de samenloop van de kwijtscheldingswinstvrijstelling ex. artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en de renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) ex. artikel 15b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) in de situatie waarin sprake is van een jaarverlies in het jaar van kwijtschelding.

Vraag: In welke volgorde moeten de kwijtscheldingswinstvrijstelling ex. artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 en de renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) ex. artikel 15b Wet Vpb 1969 bij een samenloop van deze bepalingen in het kader van de winstbepaling worden toegepast in de situatie waarin sprake is van een jaarverlies in het jaar van kwijtschelding?

Antwoord: Uit de wetssystematiek voor de winstbepaling in de Wet Vpb 1969 volgt dat de renteaftrekbeperking van artikel 15b Wet Vpb 1969 toegepast dient te worden ná toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling ex. artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Aanmerkelijk belang

#4

Aanleiding: X BV bezit de volledige eigendom van alle aandelen in Y BV. Daarnaast bezit X BV een pand dat in gebruik is bij de onderneming van Y BV. Het aandelenkapitaal van X BV bestaat uit aandelen A en aandelen B. X houdt alle aandelen A in X BV. De zoon van X houdt alle aandelen B. In de statuten van X BV is bepaald dat de aandelen A recht geven op de waarde van het vermogen van X BV, alsmede op de winsten van X BV met uitzondering van de waarde en de winsten van Y BV. De aandelen B geven volgens de statuten recht op de waarde van het vermogen van Y BV en op de winsten van Y BV. Verder is in de statuten bepaald dat X BV een dividendreserve A en een dividendreserve B kent. Tot het saldo van deze dividendreserves zijn uitsluitend de houders van de aandelen A respectievelijk B gerechtigd. X is voornemens om zijn aandelen A te schenken aan zijn zoon.

Vraag: Is de doorschuifregeling van artikel 4.17c van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) van toepassing op de schenking van de aandelen A?

Antwoord: Nee, de doorschuifregeling van artikel 4.17c Wet IB 2001 is niet van toepassing op de schenking van de aandelen A omdat deze aandelen enkel zien op de waarde en het vermogen van de X BV en X BV geen onderneming drijft. De bezittingen en schulden van Y BV worden namelijk niet toegerekend aan X BV, omdat X geen indirect aanmerkelijk belang in Y BV houdt.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Inkomstenbelasting niet-winst

#5

Aanleiding: De voorzitter van een Vereniging van Eigenaars (hierna: VvE) heeft aan het einde van het kalenderjaar - na instemming van de VvE - een opdracht voor onderhoudswerkzaamheden aan een aannemer verstrekt voor een bedrag van € 40.000. Conform de afspraak hebben de werkzaamheden en betalingen in het daaropvolgende kalenderjaar plaatsgevonden.

Vraag: Mag voor de bepaling van de waarde van het lidmaatschapsrecht op de peildatum voor box 3 het banksaldo van de VvE worden verminderd met de verstrekte opdracht voor onderhoudswerkzaamheden van € 40.000?

Antwoord: Nee, de geoormerkte € 40.000 heeft nog niet het vermogen van de VvE verlaten. Bij het bepalen van de waarde van het lidmaatschapsrecht van de VvE telt dus ook de geoormerkte € 40.000 mee. Dit bedrag mag niet in mindering worden gebracht op de banktegoeden van de VvE.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Heb je deze nieuwsbrief doorgestuurd gekregen en wil je deze in het vervolg zelf direct ontvangen? Of wil je ook de nieuwsbrief met nieuwe rulings ontvangen? Abonneer via onderstaande knop!

Abonneer!
Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.