#2
Aanleiding: X woont in Nederland en bezit alle aandelen van een in het buitenland gevestigde vennootschap Y. X werkt vanuit Nederland voor Z, een internationaal private equity-huis. Door middel van vennootschap Y bezit X een lucratief belang in een van de door Z beheerde fondsen. Dit belang vormt de enige bezitting van vennootschap Y. Vennootschap Y is door X opgericht, waarbij kort gezegd het lucratief belang is ingebracht om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid die artikel 3.95b, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) biedt.
Vraag: Is artikel 4.13, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 4.14 Wet IB 2001 (forfaitair voordeel) van toepassing op het middellijk gehouden lucratief belang?
Antwoord: Nee, omdat de bezittingen (bestaande uit het lucratief belang) van vennootschap Y niet grotendeels bestaan uit beleggingen en ook de feitelijke werkzaamheden van vennootschap Y gelet op doel en strekking van de lucratief belangregeling en artikel 3.95b, vijfde lid, Wet IB 2001 niet kwalificeren als beleggen, is artikel 4.13, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 4.14 Wet IB 2001 niet van toepassing.
Lees het kennisgroepstandpunt.
|