13 juni 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten

Deze week 16 nieuwe kennisgroepstandpunten. Is een botsabsorber een zwaar motorrijtuig? Hoe zit het met de aftopping van de 30%-regeling? Is een garage op 70 meter afstand een aanhorigheid? Is een verzoek tot uitstel onder de beconregeling, een aanvraag van een beschikking? Etc. 

Auto

#1

Aanleiding:

Een botsabsorber is een motorrijtuig dat bescherming biedt tijdens het uitzetten van wegafzettingen en tijdens hettoepassen van een (rijdende) wegafzetting. Tot 1 juli 2019 werd de botsabsorber niet als zwaar motorrijtuig aangemerktvoor de Wet belasting zware motorrijtuigen (hierna: Wet BZM). Er was namelijk in de Wet BZM opgenomen dat een zwaarmotorrijtuig ‘uitsluitend bestemd’ moest zijn voor het vervoer van goederen om onder de belastbare grondslag te vallen. Aan dit criterium voldoet een botsabsorber niet. Een botsabsorber is namelijk niet uitsluitend bestemd voorgoederenvervoer over de weg (maar dient ook als bescherming).

De Wet BZM is per 1 juli 2019 gewijzigd. De vraag die nu voorligt is of in de hierna weergegeven gevallen (figuur I en figuurII), de motorrijtuig(combinatie) van trekkend motorrijtuig en botsabsorber – met een toegestane maximum massa 12000kilogram of meer– is aan te merken als een zwaar motorrijtuig voor de Wet BZM. 

Vragen

1. Is de combinatie in figuur I aan te merken als zwaar motorrijtuig voor de Wet BZM?

2. Is de combinatie van figuur II aan te merken als zwaar motorrijtuig voor de Wet BZM?

Antwoorden:

1. Nee, de botsabsorber in figuur I is direct achter een trekkend motorrijtuig (trekker) geplaatst. Er is geen laadbak of andere mogelijkheid voor goederenvervoer aanwezig. Deze combinatie is niet bestemd voor het vervoeren van goederen en kwalificeert niet als zwaar motorrijtuig voor de BZM.

2. Ja, een botsabsorber die zoals in figuur II (achter een trekker) met een laadbak op de weg wordt gebracht is bestemd en/of kan worden gebruikt voor het vervoeren van goederen en kwalificeert daarmee als een zwaar motorrijtuig voor de Wet BZM.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Aanmerkelijk belang

#2

Aanleiding: Een vennootschap kan gelden verstrekken aan een aanmerkelijkbelanghouder, bijvoorbeeld in de vorm van een lening of een rekening-courant. Uit de jurisprudentie blijkt dat sprake kan zijn van een onttrekking op twee momenten: op het moment van verstrekking van de gelden en op een later moment. Dit is bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:26. Bij het tweede beoordelingsmoment gebruikt de Hoge Raad in dit arrest de begrippen “prijsgeven” (r.o. 3.4.3) en “vrijwillig prijsgeven” (r.o. 3.5.1).

Vraag: Heeft de Hoge Raad in voornoemd arrest van 13 januari 2013 een nadere invulling gegeven aan de begrippen “prijsgeven” (r.o. 3.4.3) en “vrijwillig prijsgeven” (r.o. 3.5.1)?

Antwoord: Nee, de Hoge Raad heeft in het arrest van 13 januari 2013 geen nadere invulling gegeven aan de begrippen “prijsgeven” en “vrijwillig prijsgeven”.

Lees het kennisgroepstandpunt.

IBR IB niet-winst/loonbelasting/PH-aanslag

#3

Aanleiding: Een inhoudingsplichtige zendt werknemers uit naar het buitenland. Deze werknemers voldoen aan de voorwaarden voor de 30%-regeling voor uitgezonden werknemers.

Vraag: Geldt de aftopping van de 30%-regeling zoals deze per 1 januari 2024 in werking treedt ook voor uitgezonden werknemers?

Antwoord: Nee.

Lees het kennisgroepstandpunt.

#4

Aanleiding: Een werknemer maakt gebruik van de 30%-regeling. Het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking én de vergoeding bedragen samen € 400.000. Van dit loon én de vergoeding komt 25% ter heffing toe aan een ander land op grond van een belastingverdrag.

Vraag: De aftopping van de 30%-regeling treedt per 1 januari 2024 in werking. Hoe moet bij de berekening van de maximale 30%-vergoeding rekening worden gehouden met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting?

Antwoord: Een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting speelt een rol bij het bepalen van de maximale 30%-vergoeding op grond van artikel 10ea, eerste lid, onderdeel a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965). De aftrek ter voorkoming van dubbele belasting beperkt de grondslag van de 30%-regeling.

Daarnaast geldt per 1 januari 2024 op grond van artikel 31a, achtste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) een maximering van de maximale 30%-vergoeding ten bedrage van 30% van de maximale WNT-norm. Bij het bepalen van deze grens speelt een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geen rol.

De maximaal in aanmerking te nemen 30%-vergoeding bedraagt de laagste van de twee hiervoor genoemde maxima.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Onroerende zaken

#5

Aanleiding: De belastingplichtige heeft van de vorige eigenaar een woning en een garage gekocht. De woning is een eigen woning. De garage ligt op ongeveer 70 meter afstand van de woning en ligt in een andere straat dan de woning. Tussen de woning en de garage liggen andere woningen. De garage ligt in een blok van een aantal garages dat aangrenzend aan een blok van een aantal woningen ligt. De woning en garage zijn in dezelfde bouwstijl en in hetzelfde bouwjaar gebouwd. In dezelfde wijk staan ook blokken met garages die in dezelfde bouwstijl zijn gebouwd maar niet direct aan een blok van woningen grenzen maar als apart blok haaks staan op de straat van de woningen of aan de overzijde van de woningen zijn gelegen.

Vraag: Is de garage een aanhorigheid van de eigen woning?

Antwoord: Ja. De afstand tussen de woning en de garage, de bereikbaarheid van de garage vanuit de woning en de bouwkundige eenheid tussen de woning en de garage binnen de wijk zijn zodanig dat de garage een aanhorigheid van de eigen woning is. Hoewel de woning niet in hetzelfde blok is gelegen als de garage, is de ligging van de woning en de garage ten opzichte van elkaar ook niet iets toevalligs of willekeurigs.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Winstbepaling

#6

Aanleiding: Belastingplichtige voert een renovatieproject uit. Belastingplichtige heeft in 2018 in verband met duurzaamheid een totale uitgave gedaan ten bedrage van € X miljoen. Een deel van deze uitgave heeft zij geactiveerd en een deel heeft zij ten laste van haar resultaat gebracht. Op basis van haar totale investering heeft zij de STEP-subsidie gevraagd en verkregen. De STEP-subsidie dient ter stimulering van energiebesparende investeringen in reeds bestaande woningen binnen de gereguleerde huursector. De omvang van de verbeteringsuitgaven en onderhoudsuitgaven zijn als gegeven beschouwd.

Vragen: 

1. Hoe moet de ontvangen STEP-subsidie fiscaal worden verwerkt als slechts een deel van de energiebesparende uitgaven is geactiveerd en het overig deel van de energiebesparende uitgaven als kosten ten laste van het resultaat wordt gebracht?

2. Is de kwalificatie van de uitgaven (onderhoud, modernisering, verbetering) in dit verband relevant?

Antwoorden: 

1. De kennisgroep oordeelt dat de STEP-subsidie moet worden afgeboekt op de kostprijs van de bedrijfsmiddelen, maar niet verder dan de geactiveerde kostprijs van het bedrag waarvoor de subsidie is verleend. Het resterende deel van de STEP-subsidie dient te worden begrepen in de winst van het jaar 2018.

2. Ja, voor zover uitgaven geactiveerd zijn. Aangezien voor dat gedeelte sprake is van een investeringssubsidie dient bij hoofdregel de subsidie te worden afgeboekt op de boekwaarde van de geactiveerde uitgaven.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Onroerende zaken

#7

Aanleiding: Een belastingplichtige heeft een woning gekocht. De woning is een eigen woning. Voor de aankoop van de eigen woning is de belastingplichtige een familielening van € 200.000 aangegaan. In de overeenkomst van geldlening is bepaald dat:

- enkele dagen later een aflossing van € 50.000 plaatsvindt doordat dit bedrag wordt geschonken door de geldverstrekker van de familielening aan de belastingplichtige; en

- het resterende bedrag van € 150.000 pas na vijf jaar na het aangaan van de geldlening annuïtair in 300 maanden volledig wordt afgelost.

Vragen: 

1. Wat is de hoogte van het bedrag van de geldlening, als een deel van het ter beschikking gestelde bedrag volgens de overeenkomst van geldlening vrijwel direct wordt afgelost door schenking van diezelfde geldverstrekker?

2. Wat is de hoogte van de eigenwoningschuld van de belastingplichtige?

Antwoorden: 

1. Er is sprake van een overeenkomst van geldlening voor een bedrag van € 150.000.

2. De eigenwoningschuld van de belastingplichtige bedraagt nihil.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Successiewet

#8

Aanleiding: X BV heeft 1.000 gewone aandelen uitgereikt. Vijf personen (A t/m E) zijn ieder voor 20% aandeelhouder (elk 200 aandelen) van X BV. X BV koopt alle aandelen in bij persoon A (en trekt deze daarna in). De aandeelhouders B, C, D en E houden ieder hun 200 aandelen, die nu een belang van 25% in X BV vertegenwoordigen. Kort daarna schenkt B al zijn aandelen in X BV aan zijn kind Z. De 200 aandelen die Z verkrijgt, heeft B al langer dan 5 jaar in bezit.

Vraag: Leidt inkoop (en intrekking) van gewone direct gehouden aandelen bij één of enkele aandeelhouders, tot aanvang van een nieuwe bezitstermijn voor de aandeelhouders van wie de gerechtigdheid tot toekomstige winsten en waardeveranderingen door de inkoop verhoudingsgewijs toeneemt?

Antwoord: Ja, door inkoop van aandelen bij de ene aandeelhouder stijgt relatief gezien het belang van de andere aandeelhouders tot de toekomstige winsten en waardeveranderingen van de onderneming(en) (“relatieve aanwas”). Voor die stijging vangt een nieuwe bezitstermijn aan.

Aangezien de stijging niet gekoppeld kan worden aan één of enkele aandelen, betekent dit dat elk aandeel besmet wordt door de relatieve aanwas. Strikt genomen kan de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) dan op geen enkel aandeel worden toegepast. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de bezitstermijn mede een anti-misbruik karakter heeft en materieel moet worden ingevuld, zie Kamerstukken II 2008/09, 31930, nr. 9 , p. 102 – 103. Een redelijke wetsuitleg brengt daarom met zich mee dat als de inkoop binnen de bezitstermijn plaatsvindt, bij schenking of vererving van de aandelen toch een deel mét toepassing van de BOR kan worden verkregen. Namelijk, dat deel van de totale aandelen die relatief gezien wel vijf jaar (bij schenking) of één jaar (bij vererving) in bezit is geweest.

Lees het kennisgroepstandpunt.

#9

Aanleiding: A schenkt aan B op 1 februari 2010 ondernemingsvermogen, stel € 2.000.000, onder een last van € 400.000. A schenkt aan B op 1 oktober 2010 een geldbedrag van

€ 700.000. B doet van beide schenkingen aangifte, waarbij voor de schenking in februari 2010 een beroep op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) in de Successiewet 1956 wordt gedaan.

Vraag: Is bij meerdere schenkingen in één kalenderjaar, waaronder geschonken ondernemingsvermogen, de BOR-vrijstelling op het totaal van de schenkingen van toepassing?

Antwoord: Nee, de samentelregel van artikel 27 van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) wordt toegepast op schenkingen nadat daarop de eventuele object-vrijstelling (zoals van de BOR) in mindering is gebracht. De BOR-vrijstelling kan alleen worden toegepast op schenkingen waarbij kwalificerend ondernemingsvermogen wordt verkregen, niet op andere schenkingen die voor de toepassing van artikel 27 SW 1956 met de ‘BOR-schenking’ worden samengeteld.

Lees het kennisgroepstandpunt.

#10

Aanleiding: Een ouder verplicht zich aan diens kind gedurende een bepaalde tijd - zolang beiden leven - maandelijks een bedrag te schenken, zodat het kind meer kan lenen voor de aanschaf van een woning. De geldverstrekker (lees: bank) heeft immers door de gesloten schenkingsovereenkomst tussen ouder en kind meer zekerheid dat het kind aan de periodieke (aflossings-)verplichtingen zal voldoen.

Vraag: Hoe wordt de leeftijdsgrens voor de eenmalig verhoogde vrijstelling van artikel 33, ten vijfde, van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) toegepast bij de schenking van zo’n periodieke uitkering?

Antwoord: Voor de toepassing van de leeftijdsgrens van artikel 33, ten vijfde, SW 1956 wordt aangesloten bij de leeftijd van begiftigde ten tijde van het aangaan van de schenkingsovereenkomst. In dit geval is sprake van één gift, die in de tijd wordt uitbetaald (de ouder verplicht zich op één moment tot maandelijkse uitbetalingen).

Lees het kennisgroepstandpunt.

Formeel recht

#11

Aanleiding: Met betrekking tot de uitstelregeling voor belastingconsulenten (beconregeling) is de vraag opgekomen of een verzoek om uitstel voor het doen van aangifte kwalificeert als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Vraag: Is een verzoek om uitstel voor het doen van aangifte ex artikel 9 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, Awb?

Antwoord: Ja. Een verzoek om uitstel voor het doen van aangifte is een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, Awb.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Inkomstenbelasting niet-winst

#12

Aanleiding: Belastingplichtige en zijn echtgenote hebben een gehandicapt kind dat ouder is dan 20 jaar. Dit kind woont in een gezinsvervangend tehuis (een WLZ-instelling). Belastingplichtige heeft in het verleden in zijn aangifte inkomstenbelasting de kosten van het verblijf van het kind bij hem thuis en de vervoerskosten voor het halen en brengen van het kind van en naar het gezinsvervangend tehuis als weekenduitgaven voor gehandicapten tot de persoonsgebonden aftrek gerekend.

In 2020 heeft het kind in verband met de coronacrisis 24 weken bij belastingplichtige thuis verbleven, omdat het gezinsvervangend tehuis “op slot” ging.

Vraag: Heeft belastingplichtige recht op aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten voor de verblijf- en vervoerskosten die hij voor zijn kind heeft gemaakt gedurende de in de casus omschreven periode van 24 weken?

Antwoord: Ja. Aan alle voorwaarden die worden gesteld aan aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten wordt voldaan. De periode van 24 weken gedurende welke het kind in verband met de coronacrisis bij belastingplichtige thuis heeft verbleven, is uitzonderlijk. Buiten die uitzonderlijke periode verblijft het kind in een gezinsvervangend tehuis, een WLZ- instelling. Het kind verblijft daarom doorgaans in een instelling.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Verzekeringsproducten & assurantiebelasting

#13

Aanleiding: Aan de spaarrekening eigen woning (hierna: SEW) is een effectenrekening gekoppeld. De belastingplichtige legt in op de SEW en het tegoed op die rekening wordt (deels) overgeboekt naar een effectenrekening om te beleggen. De bank heeft besloten de effectenrekening uit te faseren. Daarbij biedt de bank de belastingplichtige een compensatie voor eventuele (financiële) nadelige gevolgen. De compensatie wordt toegekend als de verwachte eindwaarde met beleggen hoger is dan wat op basis van dezelfde inleg mogelijk is met sparen. De bank is voornemens de compensatie te storten op de SEW. De belastingplichtige wil de compensatie echter ontvangen op een beleggingsrekening waarmee de belastingplichtige in box 3 wil beleggen.

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen voor de SEW als de compensatie wordt gestort op een beleggingsrekening waarmee de belastingplichtige in box 3 wil beleggen?

Antwoord: De SEW wordt geacht geheel te zijn gedeblokkeerd. De belastingplichtige moet op dat moment afrekenen over het gehele opgebouwde rentebestanddeel als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling SEW.

Lees het kennisgroepstandpunt.

#14

Aanleiding: Een bedrijf heeft een overeenkomst met een student gesloten. Op grond van de overeenkomst wordt een studiebeurs verstrekt met als doel het leveren van een bijdrage aan het schoolgeld en de kosten van levensonderhoud in verband met het volgen van een masteropleiding aan de universiteit, waarvoor de student is ingeschreven tijdens de beursperiode. De studiebeurs wordt periodiek uitgekeerd. In de overeenkomst is opgenomen dat het bedrijf investeert in de persoonlijke ontwikkeling van de student om hem voor te bereiden op een loopbaan binnen de branche. De student is verplicht om aan het aangeboden trainingsprogramma deel te nemen. In geval van te veel afwezigheid kan het bedrijf besluiten om de studiebeurs te beëindigen. Van de student wordt verder verlangd dat hij deelneemt aan sociale activiteiten.

Vraag: Zijn de door de student uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen belast op grond van afdeling 3.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), ervan uitgaande dat de periodieke uitkeringen geen resultaat uit overige werkzaamheden vormen?

Antwoord: Ja, in deze situatie zijn de uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen belast.

Lees het kennisgroepstandpunt.

#15

Aanleiding: De belastingplichtige wil een direct ingaande lijfrente afsluiten. Vaak kan de lijfrente online worden afgesloten zonder advies. Daarbij moet de belastingplichtige dan wel een kennis- en ervaringstoets doen. De verzekeraar biedt daarbij geen mogelijkheid tot het uitvoeren van een online kennis- en ervaringstoets. Er wordt door de verzekeraar verwezen naar een deskundige voor het aanvragen van de direct ingaande lijfrente.

Vraag: Zijn de bemiddelingskosten, die worden gemaakt voor bijstand door een deskundige, aftrekbaar?

Antwoord: Ja.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Omzetbelasting OVI

#16

Aanleiding: X stelt tegen vergoeding bemanning ter beschikking voor cruiseschepen als bedoeld in post a.3 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) behorende Tabel II.

Vraag: Is de vergoeding voor de terbeschikkingstelling van bemanning voor cruiseschepen onderworpen aan het nultarief zoals bedoeld in post b.1, onderdeel d, in samenhang met post a.3, van de bij de Wet OB 1968 behorende Tabel II?

Antwoord: Ja, de vergoeding voor de terbeschikkingstelling van bemanning voor cruiseschepen is onderworpen aan het nultarief zoals bedoeld in post b.1, onderdeel d, in samenhang met post a.3, van de bij de Wet OB 1968 behorende Tabel II.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.