8 juni 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten
Deze week zijn er 17 nieuwe samenvattingen van rulings gepubliceerd. Het betreft 10 advance tax rulings, 2 advance pricing agreements, 5 innovatiebox rulings, en 0 overige rulings.

Deze week 17 nieuwe rulings.

Ruling #5 betreft de situatie waar een disregarded BV een dividend betaalt aan een aantal gestapelde hybrids. Volgens mij is de redenering incompleet.

De directe aandeelhouder (Y) is gevestigd in Verdragsland A en daar onderworpen. Deze is echter wel transparant voor US tax purposes. De indirecte aandeelhouders (S en Z) zijn transparant voor US tax purposes en niet-transparant voor NL tax purposes. De ruling betreft de toepassing van de anti-misbruiktoets in de dividendbelasting, specifiek de objectieve toets:

6. Op grond van de subjectieve toets is beoordeeld of Y het belang houdt met als hoofddoel om Nederlandse dividendbelasting te ontgaan. Y wordt direct gehouden door Z, een vennootschap die een materiële onderneming drijft en gevestigd is verdragsland B. Er dient derhalve te worden beoordeeld of bij uitkeringen van X aan Z – indien Z het belang in X direct had gehouden – op grond van de Wet DB ook inhouding van dividendbelasting achterwege had kunnen blijven.

7. Z is een hybride entiteit. Voor de beoordeling van artikel 4, tweede lid, van de Wet DB is Z de opbrengstgerechtigde. Echter, omdat Z volgens de fiscale wetgeving van het land van oprichting niet zou worden behandeld als de gerechtigde tot de opbrengst van de aandelen in X en Z evenmin volgens de fiscale wetgeving van een andere staat in die staat is gevestigd, voldoet Z niet aan de voorwaarden van artikel 4, tweede lid, van de Wet DB.

8. Vervolgens is beoordeeld of op grond van artikel 4, negende lid, van de Wet DB, de achterliggende gerechtigde in Z, S, als de opbrengstgerechtigde zou kunnen worden aangemerkt voor toepassing van dat artikel. De achterliggende gerechtigde kan alleen als opbrengstgerechtigde worden aangemerkt indien iedere zodanige gerechtigde in haar land van vestiging aldaar wordt behandeld als de gerechtigde tot de opbrengst van de aandelen in X (hierna: “die opbrengst”). De achterliggende gerechtigde, S, wordt – ondanks dat X als transparant kwalificeert op grond van de fiscale regels van verdragsland B – behandeld als de opbrengstgerechtigde tot die opbrengst op grond van het Beleidsbesluit hybride- entiteitenbepalingen. S zou, indien zij haar middellijke belang in X onmiddellijk had gehouden, een belang in X hebben waarop de deelnemingsvrijstelling of deelnemingsverrekening van toepassing zou zijn indien zij in Nederland zou zijn gevestigd. Artikel 4, tweede lid van de Wet DB zou derhalve van toepassing zijn.

Er wordt dus verwezen naar dit besluit. Het lijkt mij echter dat deze situatie niet gelijk is aan de situatie in het besluit. S - een S-Corp - is ook een hybride:

S, Z, en Y zijn hybride entiteiten; dat wil zeggen voor Nederlandse fiscale doeleinden zijn de  vennootschappen niet-transparant en in verdragsland B worden ze aangemerkt als transparant.

Het sluitstuk is volgens mij te vinden in het Jaarverslag APA/ATR-team 2018:

b. Inhoudingsvrijstelling bij S-corporation

De vraag is opgekomen, in het verlengde van de parlementaire behandeling van de wetswijzigingen in de dividendbelasting die van toepassing werden per 1 januari 2018, of een vennootschap opgericht naar het recht van de Verenigde Staten (VS) die heeft geopteerd voor de zogenoemde “S-corp”-status, aangemerkt kan worden als opbrengstgerechtigde voor de toepassing van de inhoudingsvrijstelling van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965. Voor de toepassing van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965 dient de vraag te worden beantwoord of de S-corp volgens de fiscale wetgeving van de VS als een inwoner van de VS kan worden aangemerkt. De S-corp-status houdt kort samengevat in dat een vennootschap onder bepaalde voorwaarden ervoor kan kiezen als transparant te worden aangemerkt voor de federale belasting. Een van de voorwaarden is dat alle aandeelhouders inwoner moeten zijn van de VS. De winst van de vennootschap wordt dan rechtstreeks bij de aandeelhouders in de heffing betrokken. De S-corp-status heeft materieel dus veel weg van een transparante status. Overigens blijft de vennootschap voor bepaalde (passieve) inkomensbestanddelen zelfstandig belastingplichtig in de VS. De S-corp dient ook jaarlijks een vereenvoudigde aangifte in te dienen. Op basis van het voorgaande is geconcludeerd dat als de aandelen van een Nederlandse NV of BV door een Amerikaanse vennootschap worden gehouden die heeft geopteerd voor de S-corp-status, de inhoudingsvrijstelling van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965 kan worden toegepast mits aan alle andere voorwaarden is voldaan. 

Thanks for reading!

Advance Tax Ruling

#1

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland.

X behoort tot een internationaal opererend concern in de handelssector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [151 - 300] werknemers in Nederland.

X treedt op als houdstervennootschap en is actief betrokken bij het aansturen van haar (in) directe deelnemingen. Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat binnen de Europese Unie (EU), houdt aandelen in X. De aandelen in Y worden gehouden door een aantal natuurlijk personen die woonachtig zijn in de staat waar Y feitelijk is gevestigd. Y is als houdstervennootschap actief betrokken bij het aansturen van haar (indirecte) deelnemingen, waaronder X. Y heeft kantoorruimte ter beschikking van waaruit de activiteiten worden verricht.

Open de ruling.

#2

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting en de afwezigheid van een vaste inrichting voor de vennootschapsbelasting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland zullen door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend gaan worden door [26 – 75] werknemers.

Y, de directe aandeelhouder van X, is een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (verdragsland A). Y drijft een materiële onderneming en fungeert als hoofdkantoor. Y is een S-Corporation. De aandelen van Y worden – via een gereguleerd vrijgesteld pensioenfondslichaam – gehouden door natuurlijke personen welke eveneens woonachtig zijn in verdragsland A. Werknemers van Y, woonachtig in verdragsland A, zullen in Nederland gedurende een kortstondige periode werkzaamheden verrichten ten behoeve van het concern. Na deze kortstondige periode oefent Y geen activiteiten uit in Nederland en heeft geen werknemers in Nederland.

Open de ruling.

#3

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting en de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. X fungeert als tophoudster van het relevante geografische deel van dit concern en is actief betrokken bij de ondernemingsactiviteiten van het concern. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [26 – 75] werknemers in Nederland.

De lidmaatschapsrechten in X worden gehouden door Y en Z, beide vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de Europese Unie. Y houdt een meerderheidsbelang in X, en Z houdt een minderheidsbelang in X.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Er zijn geen in het buitenland wonende natuurlijke personen met een direct of indirect belang van 5% of meer in X.

Open de ruling.

#4

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend om te bevestigen dat voltooiing van de vereffening na 31 december 2023 doch vóór 31 december 2025 niet zal worden beschouwd als gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing voor toepassing van de liquidatieverliesregeling.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X is onderdeel van een voornamelijk Nederlands concern dat actief is in de industriële sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [> 1.000] werknemers.

X houdt alle aandelen in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Y is in liquidatie.

Het verzoek is ingetrokken.

Open de ruling.

#5

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting, en de inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [501 - 1.000] werknemers in Nederland.

Y, de directe aandeelhouder van X, is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (verdragsland A). Y is in de staat van oprichting en vestiging onderworpen aan een winstbelasting. De aandelen in Y worden gehouden door Z, een operationele vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (verdragsland B). De aandelen in Z worden op haar beurt gehouden door S, een S-corporation opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in verdragsland B. S is de tophoudster van de groep en actief in de aansturing van het concern. De aandelen in S worden gehouden door natuurlijke personen die eveneens (fiscaal) inwoner zijn in verdragsland B.

S, Z, en Y zijn hybride entiteiten; dat wil zeggen voor Nederlandse fiscale doeleinden zijn de vennootschappen niet-transparant en in verdragsland B worden ze aangemerkt als transparant. Ook X is op grond van de fiscale regels van verdragsland B aangemerkt als transparant.

Open de ruling.

#6

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X is voornemens actief te worden in de handelssector. Ten tijde van het indienen van het verzoek had X nog geen werknemers.

X houdt alle aandelen in Y, eveneens een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Y is eveneens voornemens actief te worden in de handelssector. Ten tijde van het indienen van het verzoek had Y nog geen werknemers.

De aandelen in X zijn in handen van twee aandeelhouders, N en Z. N is een natuurlijk persoon woonachtig in een lidstaat van de Europese Unie. Z is een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Alle aandelen van Z worden gehouden door een natuurlijk persoon woonachtig in een lidstaat van de Europese Unie.

Het verzoek is ingetrokken.

Open de ruling.

#7

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027. Dit is aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een Nederlands concern met een hoofdkantoor in Nederland, dat actief is in de dienstverlenende sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [11 - 25] werknemers.

Het doel van X is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X, heeft professionele kennis en ervaring,
is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de investeringen en zal in dat kader verantwoordelijk zijn voor strategische beslissingen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#8

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een Nederlands concern met een hoofdkantoor in Nederland, dat actief is in de dienstverlenende sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [1 - 10] werknemers in Nederland.

Het doel van X is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X, heeft professionele kennis en ervaring,
is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de investeringen en zal in dat kader verantwoordelijk zijn voor strategische beslissingen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#9

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van een buitenlandse hybride rechtsvorm naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2021 tot en met 2025.

Feiten: X is een buitenlands samenwerkingsverband, opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten (verdragsland A). X verricht activiteiten in Nederland. De participanten van X zijn natuurlijke personen die woonachtig zijn in verdragsland A en in Nederland. X is actief in de dienstverlenende sector.

Open de ruling.

#10

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschaps- belasting en de inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en aan haar gerelateerde Nederlandse vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [26-75] werknemers in Nederland.

Y, de directe aandeelhouder van X, is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (verdragsland A). Y drijft een materiele onderneming. Z houdt (in) direct alle aandelen in Y. Z drijft een materiële onderneming, is de tophoudster van het concern en is eveneens gevestigd in verdragsland A.

Open de ruling.

Advance Pricing Agreements

#11

Aanleiding: X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over verrekenprijzen voor de boekjaren 2022/2023 tot en met 2026/2027.

Feiten: X is een vennootschap gevestigd in Nederland die onderdeel uitmaakt van een multinationale groep. Y is het hoofdkantoor van de groep en is gevestigd buiten Europa. De groep is

actief in de industriële sector en produceert en distribueert bepaalde producten. X verleent bepaalde diensten aan Y. X houdt zich onder andere bezig met business development activiteiten, monitoren van lokale activiteiten en het geven van advies over lokale markten en ondernemingsactiviteiten aan andere vennootschappen in de groep. X verricht deze activiteiten onder regie en aansturing van Y.

X draagt geen wezenlijke risico’s en maakt geen gebruik van waardevolle activa.

Open de ruling.

#12

Aanleiding: X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over verrekenprijzen voor de gebroken boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Z-groep. De Z-groep is actief in de informatie en communicatie sector. Y is een gelieerde vennootschap en is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Y is verantwoordelijk voor de distributie van bepaalde producten in en buiten Europa. X houdt zich bezig met het verrichten van verkoopondersteuning, marketing en administratieve ondersteunende activiteiten ten behoeve van Y. Deze activiteiten worden door X uitgeoefend onder regie en aansturing van Y. X is geen eigenaar van waardevolle activa en draagt slechts beperkte risico’s bij het verrichten van deze activiteiten.

Open de ruling.

Innovatiebox

#13

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2020 tot en met 2025, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2019. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2020.

Feiten: X is een industriële onderneming met [76 - 150] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 51 miljoen - € 150 miljoen]. Deze omzet wordt voornamelijk behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. X heeft geen omzet middels transacties met een entiteit in een laagbelastende jurisdictie.

Fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen met een ( in-)directe verbondenheid groter dan 25%, die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. X heeft een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) sales, engineering, assemblage en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2017 tot en met 2021 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O- activiteiten zijn over die periode gemiddeld [11-20] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1,1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [<5% ] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere aangevraagde en verleende patenten. Er zijn thans ook enkele patenten in aanvraag. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie.

X is voor haar specifieke marktgebied een van de wereldwijde marktleiders. Het succes laat zich ook afmeten aan een structureel hoge winstgevendheid van de onderneming en het feit dat X over de afgelopen jaren sterk is gegroeid.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Open de ruling.

#14

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2016 tot en met 2020, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2015.

Feiten: X is een dienstverlenende onderneming met [76 – 150] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 16 miljoen - € 50 miljoen]. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Het verzoek is ingetrokken.

Open de ruling.

#15

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2020 tot en met 2021,. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2020.

Feiten: X is een industriële onderneming met [76 – 150] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 6 miljoen - € 15 miljoen]. Deze omzet wordt deels behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. Een klein gedeelte van de omzet wordt behaald met handelsactiviteiten waarbij producten van derden worden ingekocht en verkocht. X behaalt geen omzet met transacties met een entiteit in een laagbelastende jurisdictie.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochter- maatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De fiscale eenheid X heeft transacties met buitenlandse groeps- vennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen. X heeft geen R&D-werkzaamheden uitbesteed aan een gelieerde vennootschap.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft X ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research
& Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2018 tot en met 2020 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O- activiteiten zijn over die periode gemiddeld [11 – 20] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1,1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [11% - 15%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot diverse aangevraagde en verleende patenten. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie en incidenteel op procestechnologie.

Na het boekjaar 2021 verbreekt de fiscale eenheid, hetgeen in dit geval heeft te gelden als een wezenlijke wijziging van het feitencomplex. Derhalve is het verstrekken van zekerheid vooraf beperkt tot het jaar 2021.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Open de ruling.

#16

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2021 tot en met 2025, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020.

Feiten: X is een industriële onderneming met [301 – 500] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 151 miljoen - € 300 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. Een klein gedeelte van de omzet wordt behaald met producten waarin geen zelf ontwikkelde technologie van X is verwerkt. De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De fiscale eenheid X heeft transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen. Daarnaast heeft X R&D-werkzaamheden uitbesteed aan een gelieerde vennootschap. De aandelen in X worden voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft X ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research
& Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2018 tot en met 2021 gemiddeld [10.000 – 20.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O- activiteiten zijn over die periode gemiddeld [21 – 50] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D- werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [<5%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere aangevraagde en verleende patenten waarbij ongeveer eens per jaar een nieuw patent wordt verleend. Er zijn momenteel ook enkele patenten in aanvraag. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie.

X is voor haar specifieke marktgebied internationaal marktleider. Het succes laat zich ook afmeten aan een structureel hoge winstgevendheid van de onderneming en het feit dat X gedurende de afgelopen jaren sterk is gegroeid.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om ongewijzigde toepassing van de afpel- methode, aangezien feiten en omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de voorafgaande vaststellingsovereenkomst.

Open de ruling.

#17

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2017 tot en met 2025. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met 2020.

Feiten: X is een industriële onderneming met [26 – 75] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 16 miljoen - € 50 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin zelf ontwikkelde technologie is verwerkt. Een klein gedeelte van de omzet wordt behaald met handelsactiviteiten waarbij producten van derden worden ingekocht en verkocht.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochter- maatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van
een internationaal concern. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen. De aandelen in X worden voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij. In 2020 wordt Y ontvoegd uit de fiscale eenheid en is zij vanaf dat moment de belanghebbende in het verzoek om vooroverleg.

Y is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Y verricht geen routinematige activiteiten en heeft een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt Y over een R&D- afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2017 tot en met 2021 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [21 – 50] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft Y over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [5% - 10%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot enkele aangevraagde en verleende patenten. Er is daarnaast een patentaanvraag in voorbereiding. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie. De R&D-afdeling van Y neemt deel aan een samenwerkingsverband waarin ook een universiteit participeert.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Open de ruling.

Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.