20250701 ATR 000002
Samenvatting
Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van artikel 8bd van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Men wenst zekerheid voor het jaar 2025.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [76 – 150] werknemers. X verricht operationele activiteiten en treedt tevens op als houdstervennootschap. X houdt de aandelen in Y. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land dat voorkomt in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (land A). Y houdt de aandelen in Z. Z is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten (verdragsland B). Op grond van de fiscale regels van verdragsland B worden Y en Z aangemerkt als fiscaal transparante lichamen. Voor toepassing van het belastingrecht van Nederland en land A worden Y en Z aangemerkt als niet-transparante entiteiten, Y en Z zijn derhalve hybride entiteiten. In het kader van een repatriëring van gelden zal Y van Z een winstuitdeling ontvangen in contanten. Deze winstuitdeling vindt plaats in dezelfde valuta als de functionele valuta waarin de lokale aangifte vennootschapsbelasting van Y wordt opgesteld. Zowel in de civielrechtelijke vormgeving van de winstuitdeling als in de jaarrekening van Y en Z wordt voor de winstuitdeling de waarde in het economische verkeer gehanteerd. Voor doeleinden van dit verzoek wordt aangenomen dat het belang dat X in Y houdt als een belang in een gecontroleerd lichaam zoals bedoeld in artikel 13ab van de Wet Vpb heeft te gelden. Bij het bepalen van de winst van X worden op grond van artikel 13ab van de Wet Vpb de voordelen in aanmerking genomen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam. De omvang van de voordelen onder artikel 13ab van de Wet Vpb ten aanzien van Y dient naar Nederlandse maatstaven te worden bepaald.
Rechtskader
Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de toepassing van artikel 8bd van de Wet Vpb. Zekerheid ziet op de vraag of naar Nederlandse maatstaven artikel 8bd van de Wet Vpb van toepassing zou zijn op de winstuitdeling in contanten door Z aan Y, indien Y in Nederland aan de 20250701 ATR 000002vennootschapsbelasting onderworpen zou zijn. Het besluit van 11 januari 2023, nr. 2022-322315 over de reikwijdte van artikel 8bd van de Wet Vpb is eveneens relevant in dit kader. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.
Overwegingen
1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
3. Hoewel Y is opgericht en gevestigd in een land dat voorkomt in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden, heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van een directe transactie tussen X en Y.
4. De Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting is ingevoerd per 1 januari 2022 en beoogt mismatches te voorkomen die, kort gezegd, zien op dubbele niet-heffing die zich kan voordoen als gelieerde lichamen bij een onderlinge transactie voorwaarden (verrekenprijzen) overeenkomen die niet zakelijk zijn, zoals een van de waarde in het economische verkeer van een vermogensbestanddeel afwijkende waarde.
5. Artikel 8bd van de Wet Vpb ziet – kort gezegd – op de situatie waarin een vermogensbestanddeel door een in het buitenland gevestigd gelieerd lichaam wordt overgedragen aan een belastingplichtige door middel van een kapitaalstorting of winstuitkering.
6. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat het gaat om een flankerende maatregel die een dubbele niet-heffing beoogt weg te nemen die zich in de vermogenssfeer kan voordoen als gevolg van waarderingsverschillen bij de teboekstelling van een vermogensbestanddeel. Hierbij is aangegeven dat onder omstandigheden artikel 8bd, eerste lid, van de Wet Vpb ook kan aangrijpen bij stortingen of uitkeringen in contanten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een waarderingsverschil dat ontstaat doordat bij een storting of uitkering in contanten in een andere valuta door de belastingplichtige en het met hem gelieerde lichaam een verschillende (omreken)koers is gehanteerd.
7. In het besluit van 11 januari 2023, nr. 2022-322315 wordt kort de achtergrond van artikel 8bd van de Wet Vpb geschetst en een verduidelijking aangebracht van de reikwijdte van dit artikel. Onder omstandigheden, welke zijn beschreven in het hiervoor aangehaalde besluit, kan toepassing van artikel 8bd, eerste lid, van de Wet Vpb achterwege blijven.
8. In de gegeven situatie verkrijgt Y, een hybride entiteit, van zijn deelneming Z, een winstuitdeling in contanten. Deze winstuitdeling vindt plaats in dezelfde valuta als de functionele valuta waarin de lokale aangifte vennootschapsbelasting van Y wordt 20250701 ATR 000002opgesteld. Zowel in de civielrechtelijke vormgeving van de winstuitdeling als in de jaarrekening van Y en Z wordt voor de winstuitdeling de waarde in het economische verkeer gehanteerd.
9. Op grond van de beschreven feiten en omstandigheden en rekening houdend met de uitleg die het besluit van 11 januari 2023, nr. 2022-322315 geeft aan de toepassing van artikel 8bd, eerste lid, van de Wet Vpb, kan naar Nederlandse maatstaven de toepassing van die bepaling in casu buiten toepassing blijven ter zake van de winstuitdeling die Y in contanten ontvangt van Z.
Conclusie
Artikel 8bd van de Wet Vpb blijft naar Nederlandse maatstaven buiten toepassing ter zake van de winstuitdeling die Y in contanten ontvangt van Z. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 2 april 2025 tot en met 31 december 2025.