20250422 ATR 000003
Samenvatting
Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van een fonds voor gemene rekening naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men wenst zekerheid vooraf voor de jaren 2024 tot en met 2028.
Feiten
X is vormgegeven als een fonds voor gemene rekening (het fonds), dat is aangegaan naar het recht van Nederland. Het fonds richt zich op het poolen van beleggingen voor (binnenlandse en buitenlandse) investeerders. Y is de beheerder van het fonds. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Y is actief in de dienstverlenende sector en behoort tot een concern dat bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent in Nederland. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [26 – 75] werknemers. Het doel van X is om beleggers samen te brengen (poolen) om zodoende door hen ingelegd kapitaal te beleggen. X koopt met het ingelegde kapitaal onroerend goed aan om dit vervolgens te verhuren aan derden. X oefent hiermee geen activiteiten uit die het beleggingscriterium van het fonds voor gemene rekening ontstijgen, zoals bijvoorbeeld projectontwikkelingsactiviteiten. Er is derhalve geen sprake van het anderszins aanwenden van gelden. Deelname van investeerders vindt plaats via participaties. In de fondsovereenkomst is bepaald dat de bewijzen van deelgerechtigdheid in X alleen kunnen worden vervreemd aan het fonds zelf.
Rechtskader
In het verzoek vraagt de beheerder van het fonds om zekerheid vooraf over de kwalificatie van het fonds voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet. Voor de kwalificatie van het fonds voor het jaar 2024 is artikel 2, vierde lid van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) (de wettekst zoals deze gold tot en met 31 december 2024) en het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M (Besluit vennootschapsbelasting fonds voor gemene rekening, zoals gewijzigd bij het besluit 15 december 2015, nr. BLKB2015/1511M) (vervallen per 31 december 2024) relevant. Voor de kwalificatie van het fonds voor het jaar 2025 en de jaren daarna is artikel 2, vierde lid van de Wet Vpb (de wettekst zoals deze geldt met ingang van 1 januari 2025), artikel 8, derde lid van de Wet Vpb juncto artikel 2.14bis van de Wet IB en het besluit van 27 november 2024, Stcrt. 2024, 38389 (Fondsenbesluit) relevant. 20250422 ATR 000003Voorts is relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. Evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Beoordeeld is of X als transparant kan worden aangemerkt.
4. Voor de kwalificatie van X voor het jaar 2024 is relevant dat op basis van artikel 2, vierde lid van de Wet Vpb en het Besluit vennootschapsbelasting fonds voor gemene rekening, zoals gewijzigd bij het besluit 15 december 2015, nr. BLKB2015/1511M, sprake is van een besloten fonds voor gemene rekening indien het een fonds betreft waarbij de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in beginsel onbeperkt kan plaatsvinden, mits daarvoor de toestemming van alle participanten verkregen is (de zogenoemde toestemmingsvariant). Verder geldt een fonds als besloten als de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend kan geschieden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de participant, ook zonder dat daarvoor de toestemming van alle participanten vereist is (de zogenoemde inkoopvariant). Zoals in de feiten is opgemerkt, kunnen de bewijzen van deelgerechtigdheid in X alleen aan het fonds zelf worden vervreemd. X kwalificeert derhalve als een besloten fonds voor gemene rekening in
2024.
5. Voor de kwalificatie van X voor het jaar 2025 en verder is relevant dat in de wettelijke definitie van het fonds voor gemene rekening in artikel 2, vierde lid van de Wet Vpb vijf vereisten zijn opgenomen. Eén van de vereisten om te kwalificeren als een fonds voor gemene rekening is dat sprake moet zijn van bewijzen van deelgerechtigdheid die ‘verhandelbaar’ zijn. Zoals in de feiten is opgemerkt, is in het gegeven geval geen sprake van ‘verhandelbaarheid’ in de zin van onderdeel 5.1 van het Fondsenbesluit. Dit betekent dat het fonds niet heeft te gelden als een fonds voor gemene rekening.
6. Voor wat betreft de definitie van het transparante fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid van de Wet IB gelden er drie vereisten. Aan de drie vereisten (een (i) afgescheiden vermogen dat (ii) belegt voor (iii) gemene rekening) om aangemerkt te worden als transparant fonds wordt wel voldaan. Derhalve kwalificeert X als een transparant fonds.
Conclusie
20250422 ATR 000003 Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat X voor het jaar 2024 voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet wordt aangemerkt als een besloten fonds voor gemene rekening. Voor het jaar 2025 en verder wordt X voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet aangemerkt als een transparant fonds. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 1 september 2024 tot en met 31 december 2028.