20250408 APA 000002
Samenvatting
Aanleiding
X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2024 tot en met 2028, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2023.
Feiten
X is een vennootschap gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Z- groep. In Nederland worden door X activiteiten uitgeoefend door [301 – 500] werknemers. De Z-groep is actief in de technologiesector. Z is gevestigd buiten Europa en functioneert als het hoofdkantoor van de Z-groep. Z verricht de belangrijkste kernfuncties van de groep zoals onderzoek en ontwikkeling, sales en marketing, en verleent gerelateerde diensten aan klanten. Z is de eigenaar van alle immateriële activa van de groep en draagt alle gerelateerde kosten. Voorts draagt Z de belangrijkste ondernemersrisico’s en functioneert als de principaal binnen de groep. Z heeft een distributiecontract gesloten met X voor de verkoop van producten en gerelateerde diensten aan klanten in een bepaald territoriaal gebied. X zal verantwoordelijk zijn voor de distributie en verkoop van producten alsmede gerelateerde dienstverlening in het door Z aangewezen territorium. X zal de producten en diensten direct verkopen aan klanten of aan gelieerde distributie entiteiten. X is geen eigenaar van waardevolle activa. X draagt slechts een beperkt marktrisico en een beperkt debiteurenrisico. Naast haar distributieactiviteiten, verricht X ook contract R&D diensten ten behoeve van Z.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
20250408 APA 000002
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Z als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transacties en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de verkoop- en distributieactiviteiten en de contract R&D activiteiten van X CUP’s aanwezig zijn. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de brutomarges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de brutomarge is mede afhankelijk van de kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In het geval van de verkoop- en distributieactiviteiten is de omzet gekozen als maatstaf omdat de omzet de relevante indicator is voor de waarde van de uitgeoefende verkoop- en distributiefuncties, gebruikte activa en gedragen risico’s door X. In het geval van de contract R&D activiteiten zijn de R&D kosten gekozen als maatstaf omdat de R&D kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende contract R&D functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.
Conclusie
Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoop- en distributieactiviteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 1,01% bedraagt en de upper quartile 3,25%. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd. Partijen hebben vastgesteld dat voor de contract R&D diensten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de R&D kosten at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 5,34% bedraagt en de upper quartile 11,89%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage boven de mediaan in de vaststellingovereenkomst gehanteerd. 20250408 APA 000002Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2028.