rul-20250318-atr-000003

20250318 ATR 000003

Samenvatting

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en haar Nederlandse groepsvennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [>1.000] werknemers in Nederland. X zelf heeft [11 – 25] werknemers. X treedt op als Houdstervennootschap en is actief betrokken bij het aansturen van haar (in)directe deelnemingen. De directe deelneming waar zekerheid voor wordt gevraagd, is opgericht en gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU). Deze deelneming houdt op haar beurt verschillende deelnemingen. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is ziet op artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Er dient voldaan te zijn aan de eisen van artikel 13, tweede lid van de Wet Vpb en er mag geen sprake zijn van als belegging gehouden deelnemingen als bedoeld in artikel 13, negende lid van de Wet Vpb, tenzij sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming als bedoeld in artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
2. Om het verzoek om zekerheid vooraf inhoudelijk te kunnen behandelen en te beoordelen, heeft er overleg plaatsgevonden tussen de Belastingdienst en de adviseur van X over het aanleveren 20250318 ATR 000003van informatie. Vervolgens heeft X besloten om het verzoek tot zekerheid vooraf in te trekken. Het verzoek is daarom niet inhoudelijk beoordeeld.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Voorgaande zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.