rul-20250304-atr-000019

20250304 ATR 000019

Samenvatting

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de Dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. Y, de directe aandeelhouder van X, is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (Verdragsland A). De moedermaatschappij van Y, Z, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Verdragsland A, is de tophoudster van de groep en actief in de aansturing van het concern.

Rechtskader

De groep verzoekt zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Deze zekerheid vraagt men voor uitkeringen van X aan Y. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde informatie is vastgesteld dat er geen (relevante) economische nexus aanwezig is in Nederland op het niveau van X. Als gevolg van deze constatering heeft X besloten om het verzoek in te trekken.
2. Door de intrekking is niet toegekomen aan de inhoudelijke fiscale beoordeling van het verzoek.

Conclusie

20250304 ATR 000019Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.