rul-20250304-atr-000010

20250304 ATR 000010

Samenvatting

Aanleiding

Er is onderzoek ingesteld of de werkzaamheden van X in Nederland leiden tot de aanwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland. Het onderzoek ziet op de jaren 2021 en 2022.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land binnen de Europese Unie, waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). X wordt gehouden door een natuurlijk persoon. X is actief in de industriële sector. X is onderworpen aan een winstbelasting in Verdragsland A. In Nederland worden door X werkzaamheden uitgevoerd door [1 – 10] werknemers. X ontvangt hiervoor betalingen van meerdere opdrachtgevers in Nederland en Verdragsland A. Een significant deel van de werkzaamheden van X wordt voor opdrachtgevers in Nederland uitgevoerd. De opdrachtgevers zijn derde partijen, waaronder Y. Y is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland, en in de jaren 2021 en 2022 de meest significante opdrachtgever voor X. De werkzaamheden van X worden doorlopend uitgevoerd, en duren tenminste zes maanden per opdracht. De werkzaamheden worden uitgevoerd op het terrein van de opdrachtgever en kunnen niet elders worden uitgevoerd. Toegang tot het terrein van de opdrachtgevers door de werknemers van X wordt niet op enige wijze belemmerd. De werknemers staan in beginsel onder toezicht van X, maar er is sprake van een doorlopend proces waarbij de opdrachtgevers in principe de voortgang en kwaliteit van het werk kunnen beoordelen. De Belastingdienst neemt naar aanleiding van het onderzoek een eenzijdig standpunt in over de belastingplicht van X in Nederland en zal overeenkomstig dit standpunt aanslagen opleggen.

Rechtskader

Er is onderzoek ingesteld om vast te stellen of sprake is van een Vaste inrichting in Nederland op grond van artikel 3, vierde lid, onderdeel a in combinatie met artikel 17, derde lid, onderdeel a of artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Als sprake is van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van deze artikelen, dient op basis van de relevante bepalingen van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A te worden bepaald of Nederland wel kan heffen. Omdat X geen aangiften Vennootschapsbelasting heeft ingediend kwalificeert het eenzijdig standpunt als grensoverschrijdende Ruling in de zin van artikel 2b van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). Het Besluit rulings met een internationaal karakter verwijst voor de afbakening van het begrip “internationale Ruling” onder andere naar artikel 2b WIB. Daarom is het Besluit rulings met een internationaal karakter van toepassing op 20250304 ATR 000010het eenzijdige standpunt alsmede de Regeling laagbelastende staten en niet –coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Vaste inrichting, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van de Vaste inrichting van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de transactie betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Er is beoordeeld of X op basis van artikel 3, vierde lid, onderdeel a in combinatie met artikel 17 of 17a van de Wet Vpb buitenlands belastingplichtig is. Op grond van artikel 17, derde lid, onderdeel a van de Wet Vpb kan sprake zijn van buitenlandse belastingplicht indien een onderneming, of een gedeelte daarvan, in Nederland wordt gedreven door middel van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger.
4. Op grond van artikel 3, vierde lid, onderdeel a van de Wet Vpb wordt voor de toepassing van de Wet Vpb voor de invulling van het begrip “vaste inrichting” of “vaste vertegenwoordiger” verstaan het begrip “vaste inrichting” zoals dat geldt voor de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag. Zoals beschreven in de feiten is X gevestigd in een lidstaat van de EU waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten (dat voorziet in een regeling voor de heffing over bestanddelen van de winst). Daarom wordt direct getoetst of er op basis van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag geheven kan worden.
5. Op grond van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag is sprake van een Vaste inrichting als X een vaste bedrijfsinrichting heeft waarin de activiteiten van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. Als deze activiteiten echter uitsluitend van ondersteunende aard zijn, zal geen sprake zijn van een Vaste inrichting. Voorts kan op grond van het Belastingverdrag sprake zijn van een Vaste inrichting indien een persoon in Nederland gemachtigd is te handelen voor rekening en risico van X en van die machtiging gewoonlijk gebruik wordt gemaakt (vaste vertegenwoordiger).
6. De werknemers verrichten doorgaans op het terrein van externe opdrachtgevers werkzaamheden namens X. Het terrein staat ter beschikking aan X. X beschikt over een vaste bedrijfsinrichting in Nederland. De werkzaamheden van X worden door middel van die vaste bedrijfsinrichting uitgevoerd en zijn niet aan te merken als ondersteunede werkzaamheden.

Conclusie

Gelet op artikel 3, vierde lid van de Wet Vpb in combinatie met de relevante bepalingen van het verdrag tussen Nederland en Verdragsland A oefent X haar onderneming uit met behulp van een Vaste inrichting in Nederland voor de toepassing van de Wet Vpb. Dit is vastgelegd in een eenzijdig standpunt en heeft betrekking op de jaren 2021 en 2022. Er worden overeenkomstig dit standpunt aanslagen opgelegd.