rul-20250304-atr-000007

20250304 ATR 000007

Samenvatting

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van leningen als vreemd vermogen en dat op de betalingen op deze leningen geen Dividendbelasting verschuldigd is. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2025 tot en met 2029, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2024.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern, actief in de industriële sector. De indirecte moedermaatschappij van X is beursgenoteerd, gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en de actieve tophoudster van de groep. Er zijn meerdere groepsvennootschappen in Nederland actief. X is onderdeel van het houdster– en financieringsplatform in Nederland en geeft in dat kader leningen uit op de kapitaalmarkt. De activiteiten van het houdster en financieringsplatform in Nederland worden uitgeoefend door [1 – 10] werknemers in Nederland. De door X uitgegeven leningen zijn achtergesteld, hebben juridisch een eeuwigdurende looptijd en de vergoeding op de leningen is niet winstafhankelijk. X heeft de mogelijkheid om de leningen terug te betalen. Er zijn ook internationale partijen ingestapt op deze leningen aangezien deze zijn uitgezet op de kapitaalmarkt.

Rechtskader

Het verzoek ziet op de kwalificatie van de leningen als vreemd vermogen langs de lijnen van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hieromtrent (zie o.a. HR 27 januari 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3744 en HR 11 maart 1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2453). Tevens vraagt men te bevestigen dat de betalingen op deze leningen niet onder de reikwijdte van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB) vallen. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. De groep oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en 20250304 ATR 000007risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Ten aanzien van de kwalificatie van geldleningen geldt dat in principe het civiele recht bepaalt of een financieel instrument kwalificeert als lening of als kapitaal. De leningen waar zekerheid voor wordt gevraagd zijn op basis van hun voorwaarden geldleningen, omdat er een terugbetalingsverplichting is.
4. De Hoge Raad heeft drie uitzonderingen gegeven wanneer een civielrechtelijke lening voor Nederlandse belastingdoeleinden toch als eigen vermogen kwalificeert, te weten de schijnlening, de bodemloze-putlening en de deelnemerschapslening (zie o.a. HR 27 januari 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3744).
5. Van een schijnlening is sprake wanneer partijen eigenlijk hebben afgesproken om eigen vermogen te verstrekken, maar dit hebben vormgegeven middels een lening. Bij deze geldleningen is hier geen sprake van aangezien de leningen zijn uitgezet op de kapitaalmarkt. De leningen waarvoor zekerheid wordt gevraagd kwalificeren derhalve niet als schijnleningen.
6. Van een bodemlozeput-lening is sprake als een lening wordt verstrekt onder de omstandigheid dat vanaf het moment van het verstrekken van de lening al duidelijk is dat deze niet, al dan niet gedeeltelijk, kan en zal worden afgelost. Nu deze geldleningen zijn uitgegeven op de kapitaalmarkt, is er geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de geldleningen niet zullen worden terugbetaald. De leningen waarvoor zekerheid wordt gevraagd kwalificeren derhalve niet als bodemlozeput-leningen.
7. Van een deelnemerschapslening is sprake als de voorwaarden van de lening zodanig zijn dat er materieel sprake is van een ‘deelneming’ in de schuldenaar. Er moet cumulatief aan de volgende criteria worden voldaan (zie o.a. HR 11 maart 1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2453): (i) rechten van de schuldeiser zijn achtergesteld ten opzichte van andere schuldeisers, (ii) de looptijd is oneindig of langer dan 50 jaar en alleen vorderbaar ingeval van uitstel van betaling/faillissement/liquidatie van de debiteur en (iii) de vergoeding/rente is winstafhankelijk. Van winstafhankelijkheid is tevens sprake als de verschuldigdheid van de rente afhangt van de winst.
8. De geldleningen waarvoor zekerheid is gevraagd voldoen niet cumulatief aan deze criteria aangezien er geen sprake is van een winstafhankelijke rente. De leningen kwalificeren derhalve niet als deelnemerschapsleningen.
9. De leningen kwalificeren op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad als vreemd vermogen voor fiscale doeleinden.
10. Op de verschuldigde betalingen op deze leningen is geen Dividendbelasting verschuldigd.

Conclusie

20250304 ATR 000007De leningen kwalificeren op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad als vreemd vermogen voor Nederlandse belastingdoeleinden. Er is geen Dividendbelasting verschuldigd op de betalingen op deze leningen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029.