rul-20250304-apa-000005

20250304 APA 000005

Samenvatting

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2023/2024 tot en met 2027/2028.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland met [26 – 75] personeelsleden. Y is een gelieerde vennootschap gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en is het hoofdkantoor van de internationaal opererende Y-groep. De Y-groep is actief in de farmaceutische industrie. De kernactiviteiten van de Y-groep zijn het ontdekken, ontwikkelen en commercialiseren van innovatieve producten. X was een ongelieerde vennootschap en is door Y overgenomen. Na de overname heeft X een overeenkomst gesloten met Y voor het gebruik van het bestaand immaterieel actief van X door Y. Daarnaast heeft X een contract R&D-overeenkomst gesloten met Y voor het verrichten van R&D- activiteiten ten behoeve van Y. Y voert de algehele supervisie en beheer van de R&D-activiteiten uit en draagt alle R&D- gerelateerde kosten. Alle verdere regelgevende goedkeuringen en commercialisering van producten zullen geleid worden door Y. X verricht de R&D-activiteiten onder aansturing en regie van Y en loopt bij het uitvoeren van haar activiteiten beperkte risico’s. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de arm’s-lengthbeloning voor het gebruik van het immaterieel actief van X door Y en de contract R&D-activiteiten verricht door X ten behoeve van Y.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). 20250304 APA 000005

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van een arm’s-lengthvergoeding. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. In overeenstemming met paragraaf 6.147 van de OESO-richtlijnen is de prijs die de Y-groep heeft betaald voor de overname van X door de bevoegde autoriteiten als uitgangspunt genomen voor de bepaling van de arm’s-lengthvergoeding voor het gebruik van het immaterieel actief van X door Y .
3. De bij het verzoek gevoegde waarderingsstudie is beoordeeld en passend gevonden voor de bepaling van een arm’s-lengthvergoeding voor het gebruik van het immaterieel actief van X door Y.
4. Binnen de contract R&D-transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Y als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party. Niet is gebleken dat voor de contract R&D-activiteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de totale kosten gekozen als maatstaf omdat de totale kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende contract R&D-functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
5. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de contract R&D-functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor het gebruik van het immaterieel actief van X door Y en over de contract R&D-activiteiten verricht door X ten behoeve van Y. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. De bevoegde autoriteiten zijn overeengekomen dat de waardering heeft geleid tot een arm’s- lengthvergoeding voor het gebruik van het immaterieel actief van X door Y. De verwachte waarde van het immaterieel actief is vastgesteld op [€ 100 miljoen – € 150 miljoen]. De bevoegde autoriteiten zijn voorts overeengekomen dat de vergoeding door Y aan X zal bestaan uit een eenmalige vergoeding en prestatieafhankelijke vergoedingen. De werkelijke waarde van het immaterieel actief kan derhalve afwijken van de verwachte waarde. 20250304 APA 000005De bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat voor de verrichte contract R&D-activiteiten van X ten behoeve van Y een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 5,06% bedraagt en de upper quartile 13,28%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage boven de mediaan in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2028.