20250218 APA 000011
Samenvatting
Aanleiding
X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.
Feiten
X is een in Nederland gevestigde vennootschap en hoofdkantoor van de Z-groep met [501 – 1.000] personeelsleden in Nederland. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de industriële sector. X is binnen de Z-groep onder meer verantwoordelijk voor het strategisch management, sales en accountmanagement, de ontwikkeling en het onderhoud van IT-systemen, financieel beheer, personeelsbeheer, inkoop, planning en project- en kostenbeheer. X heeft een Vaste inrichting in Europa die langdurige projecten uitvoert ten behoeve van het hoofdhuis van X. De contractering van deze projecten, evenals het plannen en organiseren van de projecten, vindt plaats door het hoofdhuis van X. De Vaste inrichting van X is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze projecten. De activiteiten van de Vaste inrichting van X gaan verder dan routinematige werkzaamheden, aangezien de Vaste inrichting van X een hoge mate van zelfstandigheid heeft bij de uitvoering van haar projectwerkzaamheden. Het APA-verzoek heeft betrekking op de allocatie van de winst tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting van X.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). De winstallocatie aan vaste inrichtingen vindt plaats in lijn met artikel 7 van het OESO- modelverdrag. In juli 2008 is het OESO-rapport ‘Report on the Attribution of Profits to Permanent 20250218 APA 000011Establishments’ (PE-Report) gepubliceerd, dat in 2010 is aangepast aan een eveneens in 2010 gepubliceerd nieuw artikel 7 van het OESO-modelverdrag. In dit rapport wordt beschreven hoe winsten aan vaste inrichtingen toegerekend dienen te worden onder toepassing van artikel 7 van het OESO-modelverdrag. In het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen 2022, geeft de Staatssecretaris inzicht in zijn standpunten met betrekking tot de winstallocatie aan vaste inrichtingen en wordt bevestigd dat het Nederlandse beleid aansluit bij de conclusies van het PE- Report.
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. Het uitgangspunt bij de winstallocatie in het PE-Report is de Authorised OECD Approach (AOA). Deze benadering houdt in dat aan een Vaste inrichting de winst toegerekend dient te worden die door de Vaste inrichting zou zijn behaald indien zij een afzonderlijk ongelieerd lichaam zou zijn geweest met vergelijkbare functies, risico’s en activa, handelend onder dezelfde of overeenkomstige omstandigheden. Er is geconstateerd dat de activa en risico’s alsmede het vermogen zijn gealloceerd aan de Vaste inrichting in lijn met de uitkomst van de functionele analyse.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de activiteiten van de Vaste inrichting van X een CUP aanwezig is. De OESO-richtlijnen beschrijven dat de transactional-profit-split-methode passend is wanneer beide partijen unieke en waardevolle contributies leveren of betrokken zijn bij geïntegreerde ondernemingsactiviteiten. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat het hoofdhuis van X en de Vaste inrichting van X binnen de bedrijfsprocessen beide waardevolle en unieke activiteiten verrichten en dat deze activiteiten in hoge mate onderling geïntegreerd zijn. De transactional-profit-split-methode is daarom een passende methode om de winst van het hoofdhuis van X en de Vaste inrichting van X vast te stellen.
4. De bevoegde autoriteiten hebben de voorgestelde verdeling van de operationele winst beoordeeld en passend gevonden gezien de relatieve waarde van de geleverde bijdragen van het hoofdhuis van X en de Vaste inrichting van X.
Conclusie
De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor de activiteiten van de Vaste inrichting van X. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. De bevoegde autoriteiten zijn overeengekomen dat de winst die wordt behaald met de projecten die gezamenlijk door het hoofdhuis van X en de Vaste inrichting van X worden uitgevoerd, wordt 20250218 APA 000011verdeeld met een profit split percentage van [> 60%] voor X en [30% – 40%] voor de vaste inrichting van X. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.