20250211 ATR 000007
Samenvatting
Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toerekening van een aandelenpakket aan een vaste inrichting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2029, in navolging op een eerdere afspraak tot en met 2020.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). X is onderworpen aan winstbelasting in Verdragsland A. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [301 – 500] werknemers. In Nederland beschikt X over een kantoor van waaruit één of meerdere hooggekwalificeerde werknemers hun werkzaamheden verrichten. Gelet op artikel 3, vierde lid, onderdeel a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) in combinatie met de relevante bepalingen van het verdrag tussen Nederland en Verdragsland A vormen de activiteiten van X in Nederland een vaste inrichting. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. De aandelen Y zijn in handen van X.
Rechtskader
X vraagt om zekerheid vooraf dat de aandelen in Y toerekenbaar zijn aan haar Vaste inrichting. Hiertoe is het Besluit van 14 juni 2022, nr. 2022-0000143421 (Besluit winstallocatie vaste inrichtingen), alsmede onderdeel 3.2 van het Besluit van 29 november 2022, nr. 2022-25322 (Verzamelbesluit Dividendbelasting) relevant. Eveneens is het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A relevant. Daarnaast is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter relevant, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.
Overwegingen
20250211 ATR
0000071. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van (de Vaste inrichting van) X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Op grond van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag is sprake van een Vaste inrichting als X een vaste bedrijfsinrichting heeft waarin de activiteiten van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. De activiteiten die X verricht in Nederland worden uitgevoerd vanuit een vaste bedrijfsinrichting. Als deze activiteiten echter uitsluitend van ondersteunende aard zijn, zal geen sprake zijn van een vaste inrichting. Hiervan is in dit geval geen sprake. Ingeval van X worden de werkzaamheden verricht vanuit een kantoorpand waar één of meerdere hooggekwalificeerde werknemers werkzaam zijn. De activiteiten van X leiden in Nederland tot een Vaste inrichting zoals bedoeld in het toepasselijke Belastingverdrag of getroffen regeling.
4. Het toepassen van het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen voor de toerekening van aandelen aan een Vaste inrichting in Nederland vergt een beoordeling van geval tot geval. Bij die beoordeling is van belang de verdeling van de zelfstandige handelings- en beslissingsbevoegdheden tussen (personeel van het) hoofdhuis en Vaste inrichting. Daarnaast is van belang wie de “significant people functions” verricht met betrekking tot het economische belang bij die aandelen. In ieder geval houdt dit in dat de Vaste inrichting zelfstandig verantwoordelijk is en beslist – binnen het kader van normale concernbemoeienis – ten aanzien van alle werkzaamheden die samenhangen met of voortvloeien uit het verwerven, houden, beheren en vervreemden van de aandelen in de vennootschap en het uitoefenen van de daarmee samenhangende bevoegdheden.
5. Op grond van het verzamelbesluit Dividendbelasting moet in ieder geval voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: a) De buitenlandse rechtspersoon moet in Nederland een onderneming drijven middels een Vaste inrichting; b) De activiteiten van de Vaste inrichting worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel; en c) Er is een directe link tussen de activiteiten van de Vaste inrichting en de activiteiten van de vennootschap waarvan de aandelen aan de Vaste inrichting zouden moeten worden toegerekend.
6. In het geval van X is er sprake van een Vaste inrichting in Nederland waar één of meerdere werknemers met hoogwaardig gekwalificeerde functie(s) werkzaam zijn. De Vaste inrichting neemt deel aan het maatschappelijk verkeer en ontvangt een beloning voor haar werkzaamheden. Daarbij is er een duidelijke link tussen de activiteiten van de Vaste inrichting en de activiteiten van Y en haar deelnemingen. De Vaste inrichting verricht de relevante functies ten aanzien van het verwerven, houden, beheren en vervreemden van de aandelen in de deelnemingen en het uitoefenen van de daarmee samenhangende bevoegdheden.
7. De aandelen in Y zijn toerekenbaar aan de Nederlandse Vaste inrichting van X. 20250211 ATR 000007
Conclusie
De aandelen in Y zijn toerekenbaar aan de Nederlandse Vaste inrichting van X. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 oktober 2024 tot en met 30 september 2029.