rul-20250204-atr-000011

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting en over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.

Feiten

Het verzoek is mede ingediend namens meerdere vennootschappen, allen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland (tezamen aangeduid als “X”). X behoort tot een internationaal concern dat zich bezig houdt met de exploitatie en ontwikkeling van Nederlands en buitenlands vastgoed. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [26 – 75] werknemers. De aandelen van X zijn in handen van één aandeelhouder, Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

X verzoekt zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965. Verder wordt verzocht om zekerheid vooraf dat Y naar aanleiding van haar belang in X niet buitenlands belastingplichtig is, zoals bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf, zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
2. Om het verzoek om zekerheid vooraf te kunnen behandelen en te beoordelen, is door de Belastingdienst aanvullende informatie gevraagd.
3. Vervolgens is besloten het vooroverleg te staken. Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken voordat de inhoudelijke analyse kon worden afgerond.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Daarom is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Het voorgaande zal in beginsel worden beoordeeld in het kader van het reguliere toezicht.