rul-20250121-apa-000001

Aanleiding

X en Z hebben een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2021 tot en met 2026.

Feiten

X en Z zijn vennootschappen gevestigd in Nederland en maken onderdeel uit van de internationaal opererende Y-groep. X en Z zijn beide onderdeel van een fiscale eenheid waarin naast X en Z nog meerdere Nederlandse groepsentiteiten van de Y-groep zijn opgenomen. De Y-groep is actief in de industriële sector. In Nederland worden, door de tot het concern behorende vennootschappen, activiteiten uitgeoefend door [> 1.000] werknemers. X is als divisiehoofdkantoor verantwoordelijk voor de aansturing van een aantal divisies van de Y-groep. De Y-groep heeft de kosten van wereldwijd verrichte activiteiten die van belang zijn voor de regionale marketing- en verkoopentiteiten gecentraliseerd in vennootschap Z. Z treedt daarbij op als pooling organisatie en is verantwoordelijk voor de kostenallocatie en het doorbelasten van de kosten. Daarnaast verleent Z bepaalde diensten aan de regionale marketing- en verkoopentiteiten, hetzij direct dan wel via gecontracteerde diensten welke worden verleend door andere groepsmaatschappijen van de Y-groep. A is gevestigd in land B, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, en maakt ook onderdeel uit van de Y-groep. In land B zijn tevens andere operationele groepsentiteiten gevestigd die onder andere diensten verlenen aan Z. X en A bezitten beide immateriële activa die met name samenhangen met de divisies waar X dan wel A voor verantwoordelijk is. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de volgende transacties: o De doorbelasting door Z aan (X en) A van de door diverse groepsentiteiten verrichte diensten; o De vergoeding voor X voor het in licentie geven van bepaalde immateriële activa aan A; o De hoogte van de winstopslag op de door de operationele groepsentiteiten in land B verrichte diensten ten behoeve van Z; en o De uiteindelijk resterende vergoeding voor de activiteiten van Z.

Rechtskader

Het verzoek van X en Z ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X en Z oefenen in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X en Z uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De bevoegde autoriteiten hebben overleg gevoerd over de arm’s-lengthbeloning van de hiervoor genoemde transacties. De beide competente autoriteiten hebben echter geen overeenstemming kunnen bereiken. Het dossier is vervolgens buiten behandeling gesteld.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven. Het verzoek is buiten behandeling gesteld. De transacties zullen in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.