Aanleiding
De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor aanpassing van de gemaakte afspraken voor toepassing van de Innovatiebox voor de periode 2023 tot en met 2026 als addendum op een eerdere vaststellingsovereenkomst over de periode 2022 tot en met 2026.
Feiten
X is een dienstverlenende onderneming met [26 – 75] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 6 miljoen – € 15 miljoen]. X levert diensten op het gebied van data en maakt voor haar projecten grotendeels gebruik van door haar zelf ontwikkelde programmatuur. Deze immateriële activa zijn onmisbaar voor haar dienstverlening en blijven in eigendom bij X. De aandelen in X worden indirect voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij. De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de dochtermaatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X is entrepreneur met als kernfuncties Corporate Excellence, Sales & Business Development, Consultancy & Operations en Research & Development. Voor de (door-)ontwikkeling van de programmatuur beschikt X over een R&D-afdeling die jaarlijks immateriële activa voortbrengt en waarvoor jaarlijks S&O-verklaringen worden verkregen, met over de periode 2019 tot en met 2021 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Als gevolg van een sterke daling van het aantal toegekende en gerealiseerde S&O-uren in de jaren vanaf 2022 is sprake van een wezenlijke verandering van de relevante feiten en omstandigheden. Naar aanleiding hiervan heeft X zich gemeld bij de Belastingdienst. Als gevolg van de deze wezenlijke verandering zijn partijen in overleg getreden om te bezien op welke wijze het veranderde feitencomplex invloed heeft op de eerder gemaakte afspraken over de toepassing van de afpelmethode zoals vastgelegd in een eerder tot stand gekomen overeenkomst om te komen tot een adequate aanpassing van deze vaststellingsovereenkomst.
Rechtskader
De melding van X ziet op de artikelen 12b tot en met 12bg van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Voorts zijn het Innovatieboxbesluit 2021, hierna te noemen “besluit Innovatiebox”, het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, paragraaf 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) aan de orde.
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
2. De door X gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Bij de bepaling van de voordelen is in de eerdere vaststellingsovereenkomst het verzoek van X gevolgd om in lijn met paragraaf 4.6 van het besluit Innovatiebox de afpelmethode te hanteren en de fiscale kwalificerende operationele winst (de EBIT) van de fiscale eenheid als startpunt te nemen waarbij rekening wordt gehouden met voortbrengingskosten.
4. Als gevolg van een substantiële daling van de toegekende en gerealiseerde S&O-uren is overeengekomen dat met terugwerkende kracht met ingang van het jaar 2023 gebruik wordt gemaakt van een bij het gewijzigde feitencomplex passende staffel, waarbij het aan de Innovatiebox toe te rekenen gedeelte van de restwinst (“R&D-percentage”) afhankelijk wordt gemaakt van het aantal toegekende en aansluitend gerealiseerde S&O-uren.
5. Voor het jaar 2023 resulteert de staffel in een neerwaartse aanpassing van het aan artikel 12b van de Wet Vpb toerekenbare voordeel. Daardoor zal voor dat jaar een gedeelte van [5% – 15%] van de operationele winst worden toegerekend aan artikel 12b van de Wet Vpb. De overige operationele winst is toerekenbaar aan de kernfuncties Sales & Business Development, Consultancy & Operations en Corporate Excellence, en wordt belast tegen het reguliere tarief.
6. Voor het overige zijn de eerder tussen de Belastingdienst en X tot stand gekomen afspraken onverminderd van toepassing.
Conclusie
Er is overeenstemming bereikt over de aanpassing van de eerder tot stand gekomen afspraken met betrekking tot de Innovatiebox. Dit is vastgelegd in een addendum op de eerdere vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 2023 tot en 2026.