Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2025 tot en met 2029.
Feiten
X, Y en Z zijn samenwerkingsverbanden aangegaan naar het recht van een lidstaat van de Europese Unie (EU), waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). X, Y en Z houden tezamen 100% van de participaties in B, een samenwerkingsverband aangegaan naar het recht van Verdragsland A. Van een relevante wetswijziging ten aanzien van het buitenlandse recht waardoor X, Y, Z en B worden beheerst is geen sprake. X, Y en Z hebben rechtspersoonlijkheid en zijn vorm gegeven door middel van voorwaarden van beheer en bewaring. X, Y en Z worden materieel aangemerkt als beleggingsfondsen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op financieel toezicht (Wft). Deelname van investeerders vindt plaats via bewijzen van deelgerechtigdheid. Uit de fondsvoorwaarden van X, Y en Z blijkt dat de bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden overgedragen aan derden. B wordt niet aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft. Het doel van X, Y en Z is om beleggers samen te brengen (poolen) om zodoende door hen ingelegd kapitaal te beleggen. X, Y en Z kopen via B met het ingelegde kapitaal (Nederlands) onroerend goed aan om dit vervolgens te verhuren aan derden. X, Y en Z oefenen geen activiteiten uit die het beleggingscriterium ontstijgen.
Rechtskader
Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de kwalificatie van X, Y, Z en B naar Nederlandse fiscale maatstaven. Buitenlandse rechtsvormen worden gekwalificeerd aan de hand van het Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen van 9 november 2024 (Staatsblad 2024, 339) dat uitvoering geeft aan de in (onder andere) artikel 1a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) (wettekst met ingang van 1 januari 2025) opgenomen rechtsvormvergelijkingsmethode. Voor de kwalificatie van een buitenlandse rechtsvorm als vergelijkbaar met een fonds voor gemene rekening of transparant fonds als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb respectievelijk artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) (wettekst per ingang 1 januari 2025) is het Fondsenbesluit (Besluit van 27 november 2024, nr. 2024-9447) relevant. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden voor situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. Deze bepaling inzake de economische nexus is in dit geval niet van toepassing, omdat het gaat om de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Het Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen en de daarbij als bijlage opgenomen rechtsvormenlijst zijn in dit kader relevant. De rechtsvormen van X, Y, Z en B zijn opgenomen op de rechtsvormenlijst als buitenlandse rechtsvormen waarvan wordt vermoed dat de rechtsvorm vergelijkbaar is met een Nederlandse maatschap of vennootschap onder firma. Zoals in de toelichting opgenomen geeft de indicatie op de lijst in verreweg de meeste gevallen duidelijkheid en zekerheid. Er geldt een voorbehoud voor een relevante wijziging in het buitenlandse recht van de staat waardoor de rechtsvorm wordt beheerst ten opzichte van het moment van kwalificatie. Zoals in de feiten opgemerkt is van een relevante wetswijziging geen sprake.
4. Van de kwalificatie in overeenstemming met de rechtsvormenlijst wordt ook afgeweken indien het buitenlandse samenwerkingsverband voldoet aan de definitie van het fonds voor gemene rekening of transparant fonds zoals opgenomen in artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb respectievelijk artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet IB. Voor de kwalificatie als vergelijkbaar met een fonds voor gemene rekening is het van belang dat het buitenlandse samenwerkingsverband (materieel) wordt aangemerkt als een beleggingsfonds in de zin van artikel 1:1 van de Wft.
5. Omdat B niet kwalificeert als beleggingsfonds in de zin van artikel 1:1 van de Wft, wordt B niet als vergelijkbaar met een fonds voor gemene rekening aangemerkt. B is derhalve naar Nederlandse fiscale maatstaven transparant.
6. X, Y en Z worden materieel wel aangemerkt als beleggingsfonds in de zin van artikel 1:1 van de Wft. Relevant daarbij is het Fondsenbesluit waarin wordt bevestigd dat wanneer een beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten in de EU-lidstaat van herkomst van de instelling conform Richtlijn 2011/61/EU respectievelijk Richtlijn 2009/65/EG niet wordt aangemerkt als beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging in effecten en een rechtsvorm bezit die niet vergelijkbaar is met een naamloze vennootschap (nv) of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv), deze beleggingsinstelling voor de toepassing van artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb aan te merken is als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft. Aangezien X, Y en Z in Verdragsland A niet worden aangemerkt als beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging en zij daarnaast een rechtsvorm bezitten die niet vergelijkbaar is met een nv of bv (maar met een Nederlandse maatschap of vennootschap onder firma) kan worden geconcludeerd dat X, Y en Z kwalificeren als een beleggingsfonds in de zin van 1:1 van de Wft.
7. X, Y en Z zijn vergelijkbaar met een fonds voor gemene rekening als ze tevens voldoen aan de overige voorwaarden van artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb, waarbij het Fondsenbesluit relevant is. Daarbij kan er slechts sprake zijn van een fonds voor gemene rekening indien het fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden voor gemene rekening belegt of anderszins gelden aanwendt. Ook geldt als eis dat sprake moet zijn van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Dit betekent dat alleen sprake kan zijn van een fonds voor gemene rekening als de bewijzen van deelgerechtigdheid (ook) aan derden kunnen worden vervreemd. Ook de verkoop aan een groepsmaatschappij en de verkoop aan bloed- en aanverwanten vormen in dit verband een vervreemding aan een derde. De bewijzen deelgerechtigdheid worden niet als verhandelbaar aangemerkt indien vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds zelf.
8. Zoals in de feiten opgemerkt zijn de activiteiten van X, Y en Z gericht op het behalen van beleggingsvoordelen voor de deelgerechtigden. Daarnaast is het op basis van de fondsovereenkomsten van X, Y en Z voor de deelgerechtigden mogelijk om de bewijzen van deelgerechtigdheid over te dragen aan andere deelgerechtigden in de respectievelijke fondsen.
9. Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat X, Y en Z voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet worden aangemerkt als vergelijkbaar met een fonds voor gemene rekening.
Conclusie
B wordt voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet aangemerkt als transparant. X, Y en Z worden voor toepassing van de Nederlandse belastingwet aangemerkt als vergelijkbaar met een fonds voor gemene rekening. X, Y en Z zijn derhalve voor Nederlandse fiscale maatstaven niet- transparant. Dit is vastgelegd in een vaststellingovereenkomst, met een looptijd van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029.