Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de kwalificatie van een buitenlandse rechtsvorm naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2025 tot en met 2029, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met het boekjaar 2024.
Feiten
Y is een samenwerkingsverband aangegaan naar het recht van een staat buiten de Europese Unie (EU), waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). Y is onderdeel van een internationaal opererend concern, actief in de dienstverlenende sector. Het concern verricht activiteiten in Europa middels vestigingen in diverse landen. X is een samenwerkingsverband, aangegaan naar het recht van Verdragsland A. De feitelijke leiding van X wordt uitgeoefend in Verdragsland A. Verdragsland A beschouwt X als fiscaal transparant, dat wil zeggen dat X niet onderworpen is aan belastingheffing in Verdragsland A. Van een relevante wetswijziging in Verdragsland A is geen sprake. De activiteiten van X worden grotendeels in Nederland uitgevoerd. X maakt onderdeel uit van het concern van Y. X heeft vier participanten. Twee van de participanten zijn belastingplichtig in Nederland. De andere twee participanten zijn belastingplichtig in een staat buiten de EU. De vier participanten van X zijn tevens participant van Y. Daarnaast heeft Y ook nog andere participanten.
Rechtskader
Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de kwalificatie van X naar Nederlandse fiscale maatstaven. Het Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen van 9 november 2024 (Staatsblad 2024, 339) geeft uitvoering aan de in artikelen 1.11 en 2.14bis van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB), artikel 1a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb), artikel 1 van de Wet op de Dividendbelasting 1965 en artikel 1.2 van de Wet bronbelasting 2021 (wettekst met ingang van 1 januari 2025) opgenomen rechtsvormvergelijkingsmethode. In de bijlage bij dit besluit is een lijst (de rechtsvormenlijst) opgenomen, met een rechtsvermoeden ten aanzien van de vergelijkbaarheid van de in die lijst genoemde buitenlandse rechtsvormen. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden voor situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. Deze bepaling inzake de economische nexus is in dit geval niet van toepassing, omdat het gaat om de kwalificatie van een buitenlandse Hybride rechtsvorm.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Het Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen en de daarbij als bijlage opgenomen rechtsvormenlijst, zijn in dit kader relevant. De rechtsvorm van X is opgenomen op de rechtsvormenlijst, als buitenlandse rechtsvorm waarvan wordt vermoed dat de buitenlandse rechtsvorm niet-vergelijkbaar is met een Nederlandse rechtsvorm. Er geldt een voorbehoud voor een relevante wijziging in het buitenlandse recht van de staat waardoor de rechtsvorm wordt beheerst ten opzichte van het moment van kwalificatie. Van een relevante wetswijziging in Verdragsland A is geen sprake.
4. Voor niet in Nederland gevestigde niet-vergelijkbare rechtsvormen geldt de symmetrische methode, hetgeen betekent dat de fiscale regelgeving van Verdragsland A leidend is voor de kwalificatie van X voor Nederlandse belastingdoeleinden.
5. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, juncto artikel 3, tweede lid van de Wet Vpb (vanaf 2025) moet worden getoetst of op basis van de fiscale regelgeving van Verdragsland A de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en kosten worden toegerekend aan X. Hiervan is geen sprake, waardoor X niet buitenlands belastingplichtig is voor de Wet Vpb.
6. Op grond van artikel 2.14bis, tweede lid, onderdeel b, Wet IB (vanaf 2025) worden de bezittingen en de schulden alsmede de opbrengsten en kosten in dat geval ook voor Nederlandse belastingdoeleinden toegerekend aan de participanten van X.
Conclusie
X wordt voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet aangemerkt als transparant. Als gevolg van deze zekerheid wordt het resultaat toegerekend aan de achterliggende participanten en beschikken de buitenlandse participanten over een Vaste inrichting in Nederland. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029.