rul-20241224-apa-000018

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2024 tot en met 2028, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2023.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde vennootschap en het hoofdkantoor van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal opererende groep actief in de industriële sector. De groep houdt zich bezig met het ontwerp, de productie en distributie van producten. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [26 – 75] werknemers. X voert het strategische management binnen de Z-groep. Daarnaast houdt X zich bezig met het ontwerpen van producten, (laten) produceren van de producten en verkoop- en distributieactiviteiten. X is eigenaar van immateriële activa gerelateerd aan de producten en draagt de belangrijkste risico’s. X maakt voor de verkoop van de producten in een aantal landen gebruik van buitenlandse verkoopmaatschappijen. Deze verkoopmaatschappijen zijn gevestigd binnen en buiten de Europese Unie. De buitenlandse verkoopmaatschappijen kopen de producten van X en verkopen deze vervolgens aan derden. De buitenlandse verkoopmaatschappijen zijn slechts verantwoordelijk voor het uitvoeren van verkoopactiviteiten binnen de lokale markten. De buitenlandse verkoopmaatschappijen hebben een beperkte rol in het verkoopproces en worden aangestuurd door X. De buitenlandse verkoopmaatschappijen bezitten geen waardevolle activa en dragen geen wezenlijke risico’s. Het verzoek heeft betrekking op de arm’s-lengthbeloning voor de verkoopactiviteiten van de buitenlandse verkoopmaatschappijen.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transacties zijn de functies van de buitenlandse verkoopmaatschappijen in vergelijking met die van X als uitvoerend te beschouwen. De buitenlandse verkoopmaatschappijen kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partijen in de gelieerde transacties en zijn derhalve aangemerkt als tested parties.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de verkoopactiviteiten van de buitenlandse verkoopmaatschappijen een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested parties. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval is de omzet gekozen als maatstaf omdat de omzet de relevante indicator is voor de waarde van de uitgeoefende verkoopfuncties, gebruikte activa en gedragen risico’s door de buitenlandse verkoopmaatschappijen.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van de buitenlandse verkoopmaatschappijen.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoopactiviteiten verricht door de buitenlandse verkoopmaatschappijen ten behoeve van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,1% bedraagt en de upper quartile 9,4%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage beneden de mediaan in de vaststellingovereenkomst gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2028.