rul-20241224-apa-000009

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2025 tot en met 2029, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2024.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland. X maakt onderdeel uit van een multinationale groep die actief is in de informatietechnologie sector. Het hoofdkantoor van de multinationale groep is gevestigd buiten Europa. De groep houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van producten. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [501 – 1.000] werknemers. Y is een gelieerde vennootschap gevestigd in de Europese Unie. Y is de eigenaar van immateriële activa voor een deel van de wereldwijde markt. Y is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, onderhoud, verbetering en exploitatie van deze immateriële activa. Daarnaast houdt Y zich bezig met strategische functies voor een deel van de wereldwijde markt waaronder de verkoop- en marketingstrategie voor de verkoop van de producten. Y draagt de belangrijkste ondernemersrisico’s. Y heeft met X een distributieovereenkomst gesloten voor de verkoop van de producten in een deel van de wereldwijde markt. X verkoopt de producten rechtstreeks aan onafhankelijke klanten. X is verantwoordelijk voor het dagelijkse management van de verkoop- en marketingactiviteiten. In dit kader houdt X zich ook bezig met IT beheeractiviteiten die noodzakelijk zijn om de producten aan te bieden. Y heeft tevens een dienstverleningsovereenkomst gesloten met X op grond waarvan X ontwikkelingsactiviteiten verricht voor Y met betrekking tot de immateriële activa. X oefent deze functies uit onder aansturing en regie van Y. X draagt geen wezenlijke risico’s.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transacties zijn de functies van X in vergelijking met die van Y als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transacties en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de verkoop- en distributieactiviteiten, ontwikkelingsactiviteiten en de IT beheeractiviteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. Ten aanzien van de verkoop- en distributieactiviteiten van X is de omzet gekozen als maatstaf omdat de omzet de relevante indicator is voor de waarde van de uitgeoefende verkoop- en distributie functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X. Ten aanzien van de ontwikkelingsactiviteiten en de IT beheeractiviteiten van X zijn de operationele kosten gekozen als maatstaf omdat de operationele kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende ontwikkelingsactiviteiten en IT beheerfuncties, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmarkstudies zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoop- en distributieactiviteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 0,93% bedraagt en de upper quartile 3,02%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een punt beneden de mediaan in de vaststellingovereenkomst gehanteerd. Partijen hebben vastgesteld dat voor de IT beheeractiviteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de relevante operationele kosten at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 3,81% bedraagt en de upper quartile 8,08%. In de vaststellingsovereenkomst is een punt nabij de mediaan gehanteerd. Partijen hebben vastgesteld dat voor de ontwikkelingsactiviteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de relevante operationele kosten at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 3,27% bedraagt en de upper quartile 11,37%. In de vaststellingsovereenkomst is een punt nabij de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029.