rul-20241224-apa-000007

20241224 APA 000007

Samenvatting

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland met [151 – 300] personeelsleden in Nederland en maakt onderdeel uit van een internationaal opererende groep. De groep is actief in de industriële sector. Y is een gelieerde vennootschap gevestigd in land A buiten de Europese Unie. X houdt zich voor eigen rekening en risico bezig met de productie van een product dat wordt gebruikt in de industriële sector. Tevens houdt X zich bezig met onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. X heeft voor eigen rekening en risico een bepaalde technologie ontwikkeld. X heeft voor deze technologie diverse patenten verkregen. De technologie wordt toegepast in het productieproces en de producten van X. Y heeft een productiefaciliteit gerealiseerd in land A. Y produceert voor eigen rekening en risico dezelfde producten als X. Y verkoopt de producten aan klanten in land A. Y heeft voor de bouw en inrichting van de productiefaciliteit gebruik gemaakt van de door X ontwikkelde technologie. Daarnaast maakt Y voor de productie van de producten gebruik van de door X ontwikkelde technologie. Hiervoor heeft X met Y een licentieovereenkomst gesloten. Y betaalt X jaarlijkse een licentievergoeding die gerelateerd is aan de netto omzet van Y. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op het arm’s-length karakter van de licentievergoeding die Y betaalt aan X voor het gebruik van de door X ontwikkelde immateriële activa.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO- richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, 20241224 APA 000007waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. De OESO- richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van een arm’s- lengthvergoeding. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen.
3. Voor het gebruik van de door X ontwikkelde immateriële activa door Y zijn externe CUP’s aangetroffen. Er is gebruik gemaakt van de bij het verzoek gevoegde vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Aangezien de licentievergoeding moet worden gezien in samenhang met de eerdere overdracht van kennis en technologie door X aan Y ten behoeve van de bouw en inrichting van de productiefaciliteit van Y, is voor deze APA een soortgelijke onderbouwing gebruikt voor de hoogte van de licentievergoeding als de vorige APA.
4. De bij het verzoek gevoegde externe CUP analyse is beoordeeld en nog steeds passend bevonden ter onderbouwing van de door X ontvangen licentievergoeding voor het aan Y ter beschikking stellen van de door X ontwikkelde en in eigendom gehouden immateriële activa aangezien er geen materiële wijzigingen zijn in de feiten en omstandigheden ten opzichte van de feiten en omstandigheden die van toepassing waren bij de vorige APA.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor het ter beschikking stellen van de door X ontwikkelde en in eigendom gehouden immateriële activa aan Y een vergoeding uitgedrukt in een percentage van de netto omzet van Y behaald met het gebruik van de immateriële activa at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen de range van resultaten van de verstrekte externe CUP analyse, waarvan de lower quartile 2,68% bedraagt en de upper quartile 6,50%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage beneden de mediaan in de vaststellingovereenkomst gehanteerd. 20241224 APA 000007Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.