rul-20241217-apa-000018

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2022 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2021.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland met [1 – 10] personeelsleden in Nederland en maakt onderdeel uit van een internationaal opererende groep. De groep is actief in de industriële sector. X heeft een Vaste inrichting in land A buiten de Europese Unie. Het hoofdhuis van X en de Vaste inrichting oefenen gezamenlijk handels- en inkoopactiviteiten uit ten behoeve van de groep. De winst die wordt behaald met deze activiteiten wordt gesplitst tussen het hoofdhuis en de Vaste inrichting van X. De aan de Vaste inrichting gealloceerde winst wordt in land A grotendeels niet belast. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). De winstallocatie aan vaste inrichtingen vindt plaats in lijn met artikel 7 van het OESO- modelverdrag. In juli 2008 is het OESO-rapport ‘Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments’ (PE-Report) gepubliceerd, dat in 2010 is aangepast aan een eveneens in 2010 gepubliceerd nieuw artikel 7 OESO-modelverdrag. In dit rapport wordt beschreven hoe winsten aan vaste inrichtingen toegerekend dienen te worden onder toepassing van artikel 7 van het OESO-modelverdrag. In het besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457M en/of het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “besluit winstallocatie vaste inrichtingen”, geeft de Staatssecretaris inzicht in zijn standpunten met betrekking tot de winstallocatie aan vaste inrichtingen en wordt bevestigd dat het Nederlandse beleid aansluit bij de conclusies van het PE-Report.

Overwegingen

X is erop geattendeerd dat vanwege het grotendeels onbelast blijven van winsten in land A het verzoek niet lijkt te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. X heeft vervolgens besloten het verzoek om zekerheid vooraf in te trekken. Een definitieve beoordeling of voldaan werd aan de voorwaarden uit het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter heeft niet plaatsgevonden. Een inhoudelijke behandeling van het verzoek heeft niet plaatsgevonden.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven. Het verzoek is buiten behandeling gesteld. De transactie zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.