rul-20241210-atr-000009

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Meer specifiek verzoekt men dat artikel 13, zeventiende lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting niet van toepassing is. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern in de handelssector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [26 – 75] werknemers. X houdt onder andere een belang in vennootschap Y. Y is opgericht naar het recht van en gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (lidstaat A). De aandelen in X worden gehouden door vennootschap Z. Z is eveneens opgericht naar het recht van en gevestigd in lidstaat A. Y en Z maken in lidstaat A onderdeel uit van een group-contribution regime voor belastingdoeleinden. Dit regime biedt de mogelijkheid om aftrekbare betalingen over en weer te doen, zonder dat daar een levering van een goed of dienst tegenover staat. Een betaling van Y onder dit regime kan leiden tot een verkapte winstuitdeling aan X. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op het achterwege laten van artikel 13, zeventiende lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) op de verkapte winstuitdeling. Ook is het besluit van 19 september 2024, nr. 2024-20865 (hierna: Besluit deelnemingsvrijstelling) relevant in dit kader. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Er is gewezen op de informatie die moet worden verstrekt voor het in behandeling nemen van het verzoek onder het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter.
2. In onderdeel 2.17.3 van het Besluit deelnemingsvrijstelling is inmiddels een uitlating gedaan over de uitwerking van artikel 13, zeventiende lid van de Wet Vpb.
3. Als gevolg van deze uitlating heeft X besloten om het verzoek tot zekerheid vooraf in te trekken. Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken voordat kon worden toegekomen aan de beoordeling of werd voldaan aan de voorwaarden uit het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Een inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.