Aanleiding
X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2023/2024 tot en met 2027/2028.
Feiten
X is een vennootschap gevestigd in Nederland. X maakt onderdeel uit van een multinationale groep. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [501 – 1.000] werknemers. X houdt zich bezig met productie van een (handels)product dat wordt gebruikt in de industriële sector. De productieactiviteiten vinden plaats in de (kapitaalintensieve) fabriek van X. In dit verband is X onder meer verantwoordelijk voor productieactiviteiten, onderhoud van de fabriek, voldoen aan veiligheids- en kwaliteitseisen en het optimaliseren van het productieproces. Y is een gelieerde vennootschap gevestigd buiten Europa. Y is verantwoordelijk voor de inkoop van grondstoffen die door X worden gebruikt in het productieproces. Daarnaast wordt het door X geproduceerde product door Y verkocht aan derden. Y beheerst de risico’s met betrekking tot de inkoop van grondstoffen en de verkoop van de producten. Y is beperkt betrokken bij het (aansturen van het) productieproces van X. X wordt gedurende het productieproces geen eigenaar van de grondstoffen en het product. Het verzoek om zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-lengthbeloning voor de productieactiviteiten van X.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat X en Y binnen de bedrijfsprocessen beide waardevolle en unieke activiteiten verrichten, waarbij Y een zwaardere rol in de risicobeheersing heeft dan X. Derhalve is X aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de productieactiviteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de operationele kosten gekozen als maatstaf omdat de operationele kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende productiefuncties, gebruikte activa en gedragen risico’s door X. Gezien de specifieke feiten van het geval is voorgaande gecombineerd met een staffel aangezien door X waardevolle en unieke bijdragen worden verricht.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.
Conclusie
Partijen hebben vastgesteld dat voor de productieactiviteiten die X uitoefent een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten at arm’s-length is. In de vaststellingsovereenkomst is een bij het feitencomplex passende staffel van percentages opgenomen die samenhangt met de winstgevendheid van de door X geproduceerde producten. Op basis van de redelijkerwijs te verwachten winst zal het werkelijke percentage in ieder geval vallen binnen de volledige range van resultaten van ongelieerde partijen. Het is hoogst waarschijnlijk dat het resultaat binnen de interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen zal vallen waarvan de lower quartile 8,29% bedraagt en de upper quartile 15,48%. In alle gevallen geeft de uitkomst in ieder geval een at arm’s-length vergoeding. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2028.