rul-20241105-atr-000004

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van een Nederlandse commanditaire vennootschap en de afwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.

Feiten

X is een commanditaire vennootschap (CV) die is aangegaan naar het recht van Nederland. De toetreding, vervanging en wijziging van de onderlinge gerechtigheid van de commanditaire vennoten in X zal zijn onderworpen aan de unanieme toestemming van alle vennoten, zowel commanditaire als beherende vennoten. De beherend vennoot van X zal een besloten vennootschap zijn die is opgericht naar het recht van Nederland en ook feitelijk in Nederland gevestigd zal zijn. X zal onderdeel zijn van een concern dat actief is in de dienstverlenende sector. Het concern oefent bedrijfseconomische operationele activiteiten uit in Nederland. Deze activiteiten worden uitgeoefend door [> 1.000] werknemers. In het kader van de activiteiten van het concern houdt het concern meerdere investeringen aan, waaronder toekomstige investeringen via X. De investeringen die X zal gaan houden, zal zij gaan houden via één of meer besloten vennootschappen opgericht naar het recht van Nederland. X oefent geen activiteiten uit in Nederland die het beleggingscriterium ontstijgen.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf ziet op de kwalificatie van de CV als besloten. Relevant hierbij is artikel 2, derde lid, onderdeel c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in combinatie met het besluit inzake commanditaire vennootschappen en het toestemmingsvereiste van 15 december 2015, nr. BLKB2015/1209M. Tevens vraagt de beherend vennoot van X zekerheid vooraf dat geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland op grond van artikel 3, vierde lid, onderdeel a in combinatie met artikel 17 en artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. In dezelfde paragraaf 3, onderdeel a, laatste zin wordt hierop een uitzondering gemaakt, welke inhoudt dat de bepaling inzake de economische nexus naar zijn aard niet van toepassing is indien zekerheid wordt gevraagd over de afwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat X onderdeel is van een concern dat wel economische nexus heeft in Nederland.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Voor de kwalificatie van de CV is het toestemmingsvereiste van belang. In artikel 2, derde lid, onderdeel c van de AWR wordt een CV gekwalificeerd als een open commanditaire vennootschap indien zonder voorafgaande toestemming de toetreding of vervanging van participanten mogelijk is. Een open CV is op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a of artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de Wet Vpb onderworpen aan de Nederlandse Vennootschapsbelasting.
4. Beoordeeld is of deze commanditaire vennootschap als transparante entiteit zal kunnen worden aangemerkt. Hiertoe is artikel 2, derde lid, onderdeel c van de AWR van belang in combinatie met het besluit van 15 december 2015, nr. BLKB2015/1209M.
5. In het besluit staat dat om het besloten karakter van een commanditaire vennootschap te waarborgen, alle vennoten (zowel de beherende als de commanditaire) afzonderlijk toestemming moeten verlenen voor toetreding of vervanging van commanditaire vennoten. In de samenwerkingsovereenkomst van de commanditaire vennootschap is vastgelegd dat participanten slechts mogen toetreden en/of uittreden als voorafgaande schriftelijke toestemming is verkregen van alle participanten, dus zowel van de commanditaire als beherend vennoten.
6. Aan het hiervoor aangehaalde besluit inzake het toestemmingsvereiste zal worden voldaan. Dit betekent dat deze commanditaire vennootschap voor Nederlandse fiscale maatstaven zal hebben te gelden als een besloten commanditaire vennootschap en derhalve transparant zal zijn.
7. Op grond van artikel 3, vierde lid, vijfde en achtste lid van de Wet Vpb wordt voor de toepassing van de Wet Vpb voor de invulling van het begrip ‘vaste inrichting’ verstaan het begrip ‘vaste inrichting’ zoals dat geldt voor de relevante bepalingen van de Wet Vpb of zoals dat geldt voor de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag.
8. Op grond van de relevante bepalingen in de Wet Vpb of van het toepasselijke Belastingverdrag is sprake van een Vaste inrichting als X een vaste bedrijfsinrichting heeft waarin de activiteiten van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. Als de activiteiten echter uitsluitend van ondersteunende aard zijn, zal geen sprake zijn van een Vaste inrichting.
9. Zoals reeds in de feiten vermeldt, oefent X geen activiteiten uit in Nederland die het beleggingscriterium ontstijgen.
10. Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de in het buitenland gevestigde vennoten in X geen Vaste inrichting hebben in Nederland.

Conclusie

De commanditaire vennootschap is voor Nederlandse fiscale maatstaven transparant. De in het buitenland gevestigde vennoten in X drijven geen onderneming in Nederland door middel van een Vaste inrichting. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 16 november 2022 tot en met 31 december 2026.