rul-20241105-apa-000011

Aanleiding

X heeft een multilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor het boekjaar 2021.

Feiten

X en Y zijn entiteiten gevestigd in Nederland met [11 – 25] personeelsleden in Nederland. X en Y maken onderdeel uit van een multinationale groep die actief is in de industriële sector. A en B zijn gelieerde vennootschappen gevestigd in verschillende landen in de Europese Unie. X is de juridische eigenaar van een immaterieel activum. X heeft een gebruiksrecht verleend aan A met betrekking tot het immaterieel activum. Er is besloten om het immaterieel activum over te dragen aan B. Daarom dragen X en A het juridisch eigendom respectievelijk het gebruiksrecht ten aanzien van het immaterieel activum eerst over aan Y. Het immaterieel activum wordt vervolgens door Y overgedragen aan B. In Nederland worden geen functies uitgeoefend met betrekking tot het immaterieel activum. Het verzoek om zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s- lengthbeloning voor de overdracht van het immaterieel activum van enerzijds A en X aan Y en anderzijds door Y aan B.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit). Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is onder a. aangegeven dat vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als het verzoekende lichaam deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. Deze activiteiten moeten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern.
2. In Nederland is geen relevante functionaliteit aanwezig ten aanzien van het vermogensbestanddeel dat overgaat en waarover zekerheid vooraf wordt verzocht. Derhalve wordt niet voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde (de zogenoemde economische nexus), en daarom kan geen vooroverleg worden gevoerd. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor het voeren van vooroverleg is voldaan.

Conclusie

Gelet op de overwegingen zal geen zekerheid vooraf worden gegeven. De Belastingdienst heeft het verzoek om zekerheid vooraf afgewezen. De transactie zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.