rul-20240827-apa-000003

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde vennootschap en hoofdkantoor van de Z-groep met [26 – 75] personeelsleden in Nederland. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de handelssector. De Z-groep verkoopt en verhuurt producten en verleent gerelateerde diensten aan klanten in de Europese Unie (EU). Onderdeel van de Z-groep zijn de in de EU gevestigde dochtermaatschappijen Y1 en Y2. Y1 en Y2 verrichten verkoop- en (onder)verhuuractiviteiten ten behoeve van X. X is binnen de Z-groep onder meer verantwoordelijk voor het strategisch management, sales en accountmanagement, de ontwikkeling en het onderhoud van IT-systemen, financieel beheer, personeelsbeheer, inkoop, planning en project- en kostenbeheer. Verder verricht X de belangrijkste kernfuncties van de groep zoals sales en marketing en verleent gerelateerde diensten aan klanten. X is de eigenaar van alle immateriële activa van de groep en draagt alle gerelateerde kosten. Voorts draagt X de belangrijkste ondernemersrisico’s en functioneert als de principaal binnen de groep. X heeft contracten gesloten met Y1 en Y2 voor de verkoop en verhuur van producten en gerelateerde diensten aan klanten in een bepaald territoriaal gebied in de EU. Y1 en Y2 zijn verantwoordelijk voor de verkoop en verhuur van producten alsmede gerelateerde dienstverlening in het door X aangewezen territorium. Y1 en Y2 zullen de producten en diensten direct verkopen en verhuren aan klanten. Y1 en Y2 zijn geen eigenaar van waardevolle activa. Y1 en Y2 dragen slechts beperkte risico’s. Het APA-verzoek heeft betrekking op de arm’s-lengthbeloning voor de verkoop- en verhuuractiviteiten die worden verricht door Y1 en Y2 ten behoeve van X.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van Y1 en Y2 in vergelijking met die van X als uitvoerend te beschouwen. Y1 en Y2 kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partijen in de gelieerde transactie en zijn derhalve aangemerkt als tested parties.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s- lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de activiteiten van Y1 en Y2 een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval is omzet gekozen als maatstaf omdat de omzet de relevante indicator is voor de waarde van de uitgeoefende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door Y1 en Y2.
4. X heeft ondersteuning gevraagd bij de aanlevering van vergelijkbare cijfers van onafhankelijke marktpartijen. X kwalificeert als kleine onderneming in de zin van artikel 2:396 van het Burgerlijk Wetboek en komt in aanmerking voor de gevraagde ondersteuning in overeenstemming met paragraaf 6 van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoop- en verhuuractiviteiten die Y1 en Y2 verrichten voor X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet van Y1 en Y2 at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen ten behoeve van de verkoop- en verhuuractiviteiten van Y1 en Y2 valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 2,85% bedraagt en de upper quartile 9,86%. In de vaststellingsovereenkomst is een jaarlijkse netto operationele marge binnen de interquartile range overeengekomen, waarbij vanwege de specifieke feiten en omstandigheden een vastgesteld punt beneden de mediaan dient te zijn aangegeven. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.