Aanleiding
X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor het boekjaar 2022.
Feiten
X is een vennootschap gevestigd in Nederland. X is het hoofdkantoor van een multinationale groep. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [76 – 150] werknemers. Tot de multinationale groep behoren tevens de gelieerde vennootschappen Y gevestigd in de Europese Unie (EU) en Z gevestigd buiten de EU. Y en Z oefenen operationele activiteiten uit. X heeft eenmalige salariskosten gedragen die betrekking hebben op een (gedeelde) werknemer van X, Y en Z. Deze werknemer oefent werkzaamheden uit voor X, Y en Z en zijn reguliere salariskosten worden verdeeld over deze gelieerde vennootschappen op basis van tijdsbesteding. De zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-length allocatie van de eenmalige salariskosten door X aan Y en Z.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een arm’s- length allocatie van kosten. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De eenmalige salariskosten zijn beoordeeld. De eenmalige salariskosten hebben betrekking op activiteiten van de (gedeelde) werknemer van X, Y en Z. De eenmalige salariskosten zijn direct toegerekend aan X, Y en Z middels de toepassing van tijdsbesteding als allocatiemethode. Het deel van deze kosten dat toerekenbaar is aan Y en Z is door X in rekening gebracht aan Y en Z.
Conclusie
Partijen hebben vastgesteld dat de eenmalige salariskosten van de werknemer tussen X, Y en Z worden verdeeld op basis van tijdsbesteding. Dit resulteert in een allocatie van de eenmalige salariskosten voor [46% – 60%] aan X, [16% – 30%] aan Y en [5% – 15%] aan Z. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.