Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf dat geen sprake is van buitenlandse belastingplicht ter zake van winsten die worden behaald op de BES eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en/of Saba) middels een Vaste inrichting van een Curaçaose vennootschap. De zekerheid betreft de periode 13 december 2018 tot en met 31 december 2022.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van Curaçao en feitelijk aldaar gevestigd. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern actief in de industriële sector. X drijft een onderneming in Curaçao. X behaalt daarnaast winsten op (één van) de BES eilanden door middel van een Vaste inrichting. De activiteiten van de Vaste inrichting van X zijn soortgelijk aan en liggen in het verlengde van de activiteiten van het hoofdhuis van X.
Rechtskader
Het verzoek heeft betrekking op de vraag of er sprake is van buitenlandse belastingplicht in Nederland over de behaalde winsten op de BES-eilanden op basis van artikel 17, derde lid, onderdeel c van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Getoetst moet worden of wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 5.2 Belastingwet BES (Wet BB). Indien voldaan is aan de voorwaarden van artikel 5.2 Wet BB, dan is het lichaam niet in Nederland beperkt belastingplichtig op grond van artikel 17, derde lid, onderdeel c van de Wet Vpb. Relevant is hierbij het besluit van de Staatssecretaris van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, Stcrt. 2019, nr. 35519, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van de Staatssecretaris van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals die is gewijzigd bij artikel VII van de Regeling van de Staatssecretaris van 18 december 2019, nr. 2019-0000199975, Stcrt. 2019, 69810.
Overwegingen
i. Aan de voorwaarden voor het in behandeling nemen van het verzoek om zekerheid vooraf is voldaan. In paragraaf 3 van het besluit van 19 juni 2019 is onder a. aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. In dezelfde paragraaf 3 onder a, laatste zin wordt hierop een uitzondering gemaakt, welke inhoudt dat de bepaling inzake de economische nexus naar zijn aard niet van toepassing is indien zekerheid wordt gevraagd over het feit dat geen sprake is van buitenlandse belastingplicht in de zin van artikel 17 of 17a Wet Vpb. Voor dit verzoek is derhalve geen economische nexus in Nederland vereist. ii. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor deze structuur en het verrichten van de (rechts) handeling(en) of transacties en tevens heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. iii. Op basis van artikel 3, eerste lid, onderdeel d Wet Vpb wordt een vennootschap gevestigd op Aruba, Curaçao of Sint Maarten die een onderneming drijft met behulp van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden aangemerkt als (beperkt) buitenlands belastingplichtig. iv. Artikel 17, derde lid, onderdeel c Wet Vpb bepaalt vervolgens dat het Nederlands inkomen van een buitenlands belastingplichtige bestaat uit de belastbare winst behaald met deze vennootschap voor zover behaald uit een op de BES eilanden gedreven onderneming met behulp van een Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden, tenzij die Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger voldoet aan de substance voorwaarden zoals gesteld in artikel 5.2 Wet BB. v. De activiteiten van X op de BES eilanden kwalificeren als Vaste inrichting. De vaste inrichting van X op de BES eilanden voldoet aan de substance voorwaarden zoals opgenomen in artikel 5.2 Wet BB. Derhalve is geen sprake van buitenlandse belastingplicht in Nederland ter zake van de door X op de BES eilanden behaalde winsten.
Conclusie
Er is geen sprake van buitenlandse belastingplicht in Nederland ter zake van de door X op de BES eilanden gedreven onderneming. Het voorgaande is vastgelegd middels een vaststellingsovereenkomst ATR, met een looptijd van 13 december 2018 tot en met 31 december 2022.