14 december 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten
Deze week zijn er 15 nieuwe samenvattingen van rulings gepubliceerd. Het betreft 10 advance tax rulings, 2 advance pricing agreements, 3 innovatiebox rulings, en 0 overige rulings.

Deze week 15 nieuwe rulings. Ruling #8 is naar mijn mening interessant. Het betreft een casus die in de parlementaire geschiedenis aan de orde is gekomen. In de ruling gaat het over de toepassing van de subjectieve toets.

"Ingeval er sprake is van een ondernemingsstructuur dient er bij de toepassing van de subjectieve toets altijd te worden gestopt bij de eerste materiële onderneming in de structuur. (...)  Dit betekent echter niet dat bij een niet-ondernemingsstructuur per definitie sprake is van misbruik enkel en alleen vanwege het ontbreken van een materiële onderneming. Zoals is aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag bij het onderhavige wetsvoorstel is het mogelijk dat bij een niet-ondernemingsstructuur er geen sprake is van het ontgaan van dividendbelasting bij een ander omdat bij een onmiddellijk belang van de belegger in de inhoudingsplichtige er reeds op basis van het verdrag tussen de staat waarin de belegger is gevestigd en Nederland geen dividendbelasting verschuldigd is. In dat geval wordt bij de toepassing van de subjectieve toets dus gekeken naar de belegger. Voor de toepassing van de subjectieve toets (de zogenoemde wegdenkgedachte) is het dus niet vereist dat sprake is van een ondernemingsstructuur. Ingeval er bij een niet-ondernemingsstructuur na toepassing van de subjectieve toets geen sprake is van een structuur die is opgezet met als hoofddoel of een van de hoofddoelen het ontgaan van dividendbelasting, is de voorgestelde antimisbruikbepaling derhalve niet van toepassing." (Nav, Kamerstukken I 2017/18, 34 785, nr. D, p. 25 en 26.)

In dit geval is - althans zo begrijp ik het - de getoetste indirecte aandeelhouder een beursgenoteerde vennootschap, die in een land is gevestigd waarmee een verdrag is gesloten. Op basis van het verdrag is ook een vrijstelling van toepassing. Dit lijkt aan te sluiten bij de hierboven geciteerde parlementaire geschiedenis.

Wat voor mij eigenlijk altijd een raadsel is, is hoe nu wordt bepaald wie de getoetste indirecte aandeelhouder is. Hier wordt gestopt met doorkijken bij de beursgenoteerde indirecte aandeelhouder. Ik kan me situaties voorstellen waar dat niet zondermeer logisch is.

Dank voor het lezen!

Advance Tax Rulings

#1

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor de vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2026.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [26 - 75] werknemers.

X treedt op als houdstervennootschap en is actief betrokken bij het aansturen van haar (in)directe deelnemingen.

X houdt meer dan 5% van de aandelen in D, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (EU). D houdt op haar beurt weer andere deelnemingen. De activiteiten van D en haar (in)directe dochtermaatschappijen liggen in het verlengde van de werkzaamheden van de groep in haar geheel.

De aandelen in X worden indirect gehouden door Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat buiten de EU. Y is de tophoudster van de groep en actief in de aansturing van het concern.

Open de ruling.

#2

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten: X is een coöperatie welke is opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal concern, A, dat actief is in de dienstverlenende sector. Het A-concern maakt al langer gebruik van een platform in Nederland om haar belangen in voornamelijk Europa aan te sturen. X heeft twee leden, zijnde Y en Z. Beide leden zijn opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Z bundelt de gelden van het A-concern en houdt het volledige belang in Y. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het A-concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [11 - 25] werknemers.

Het doel van X is om, via tot het A-concern behorende vennootschappen, te investeren in vastgoed in verschillende Europese landen, waarbij (her)ontwikkeling en/of herpositionering van het vastgoed door actief management van het A-concern centraal staat. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen in het vastgoed actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#3

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten: X is een coöperatie welke is opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal concern, A, dat actief is in de dienstverlenende sector. Het A-concern maakt al langer gebruik van een platform in Nederland om haar belangen in voornamelijk Europa aan te sturen. X heeft twee leden, zijnde Y en Z. Beide leden zijn opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Z bundelt de gelden van het A-concern en houdt het volledige belang in Y. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het A-concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [11 - 25] werknemers.

Het doel van X is om, via tot het A-concern behorende vennootschappen, te investeren in vastgoed in verschillende Europese landen, waarbij (her)ontwikkeling en/of herpositionering van het vastgoed door actief management van het A-concern centraal staat. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen in het vastgoed actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#4

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten: X is een coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een Nederlands concern met een hoofdkantoor in Nederland, welke actief is in de dienstverlenende sector. Het concern heeft [11 - 25] werknemers in Nederland.

Het doel van X is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X, heeft professionele kennis en ervaring, is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de investeringen en zal in dat kader verantwoordelijk zijn voor strategische beslissingen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#5

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van een buitenlands samenwerkingsverband naar Nederlandse fiscale maatstaven en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor de vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X houdt optierechten in Y, een samenwerkingsverband opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie.

Het verzoek is ingetrokken.

Open de ruling.

#6

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.

Feiten: X is een coöperatie welke is opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal concern, A, dat actief is in de dienstverlenende sector. Het A-concern maakt al langer gebruik van een platform in Nederland om haar belangen in voornamelijk Europa aan te sturen. X heeft twee leden, zijnde Y en Z. Beide leden zijn opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Z bundelt de gelden van het A-concern en houdt het volledige belang in Y. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het A-concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [11 - 25] werknemers.

Het doel van X is om, via tot het A-concern behorende vennootschappen, te investeren in vastgoed in verschillende Europese landen, waarbij (her)ontwikkeling en/of herpositionering van het vastgoed door actief management van het A-concern centraal staat. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen in het vastgoed actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#7

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.

Feiten: X is een coöperatie welke is opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal concern, A, dat actief is in de dienstverlenende sector. Het A-concern maakt al langer gebruik van een platform in Nederland om haar belangen in voornamelijk Europa aan te sturen. X heeft twee leden, zijnde Y en Z. Beide leden zijn opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Z bundelt de gelden van het A-concern en houdt het volledige belang in Y. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het A-concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [11 - 25] werknemers.

Het doel van X is om, via tot het A-concern behorende vennootschappen, te investeren in vastgoed in verschillende Europese landen, waarbij (her)ontwikkeling en/of herpositionering van het vastgoed door actief management van het A-concern centraal staat. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen in het vastgoed actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#8

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de inhoudingsplicht voor de dividendbelasting en de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. X bezit indirect (middels haar Nederlandse dochtervennootschappen) vastgoed in Nederland dat verhuurd wordt aan derden.

Y, de directe aandeelhouder van X, is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (verdragsland A).

Z, de directe moedermaatschappij van Y, is de tophoudster van het concern en is beursgenoteerd. Z is feitelijk gevestigd in verdragsland A.

Er zijn geen natuurlijke personen met een direct of indirect belang van 5% of meer in X.

Open de ruling.

#9

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten: X is een coöperatie welke is opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal concern, A, dat actief is in de dienstverlenende sector. Het A-concern maakt al langer gebruik van een platform in Nederland om haar belangen in voornamelijk Europa aan te sturen. X heeft twee leden, zijnde Y en Z. Beide leden zijn opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Z bundelt de gelden van het A-concern en houdt het volledige belang in Y. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het A-concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [11 - 25] werknemers.

Het doel van X is om, via tot het A-concern behorende vennootschappen, te investeren in vastgoed in verschillende Europese landen, waarbij (her)ontwikkeling en/of herpositionering van het vastgoed door actief management van het A-concern centraal staat. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen in het vastgoed actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

#10

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten: X is een coöperatie welke is opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal concern, A, dat actief is in de dienstverlenende sector. Het A-concern maakt al langer gebruik van een platform in Nederland om haar belangen in voornamelijk Europa aan te sturen. X heeft twee leden, zijnde Y en Z. Beide leden zijn opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Z bundelt de gelden van het A-concern en houdt het volledige belang in Y. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het A-concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [11 - 25] werknemers.

Het doel van X is om, via tot het A-concern behorende vennootschappen, te investeren in vastgoed in verschillende Europese landen, waarbij (her)ontwikkeling en/of herpositionering van het vastgoed door actief management van het A-concern centraal staat. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen in het vastgoed actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking.

X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister.

Open de ruling.

Advance Pricing Agreements

#11

Aanleiding: X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor de toepassing van de innovatiebox over de periode 2021 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020. De aangifte vennootschapsbelasting over 2021 is reeds ingediend.

Feiten: X, Y en Z zijn vennootschappen gevestigd in Nederland die behoren tot de A-groep. X, Y en Z zijn alle onderdeel van dezelfde fiscale eenheid. Het wereldwijde hoofdkantoor van de A-groep is gevestigd in Nederland. De A-groep is actief in de dienstverlenende sector.

B is een vennootschap gevestigd buiten de Europese Unie. B heeft een licentie verleend aan X voor het gebruik van immateriële activa en verricht ondersteunende diensten ten behoeve van X. Tevens verricht B ondersteunende diensten ten behoeve van Y en koopt producten in bij Y die zij in haar eigen markt doorverkoopt. Daarnaast verricht B ondersteunende diensten ten behoeve van Z.

Er wordt zekerheid gevraagd over de zakelijkheid van de beloning voor de bovengenoemde
intercompany transacties.

Open de ruling.

#12

Aanleiding: X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over verrekenprijzen voor de boekjaren 2019/2020 tot en met 2026/2027. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met boekjaar 2021/2022.

Feiten: X is een vennootschap gevestigd in Nederland met [76 – 150] personeelsleden en maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Y-groep. De Y-groep is actief in de dienstensector. Y is gevestigd buiten Europa en maakt eveneens onderdeel uit van de Y-groep.

Y is het hoofdkantoor van de groep. Y is in het bezit van een licentie van Z die Y het exclusieverecht heeft gegeven om het Z merk te exploiteren in een bepaald territoriaal gebied. Z is gevestigd buiten Europa en maakt geen onderdeel uit van de Y-groep.

Y genereert inkomsten door royalties in rekening te brengen en goederen te verkopen aan franchisenemers en onderneemt eigen retailactiviteiten. Daarnaast is Y actief betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe producten, ICT, marketing en verkoop.

X is in het bezit van een licentie met Y die X het recht geeft om het Z merk te exploiteren voor verkoopactiviteiten in een bepaald territoriaal gebied.

X is betrokken bij het leveren van routinematige franchise managementdiensten en ondersteunende diensten aan groepsmaatschappijen, de exploitatie van eigen vestigingen en groothandelsactiviteiten. X houdt zich in dat verband onder meer bezig met het onderhouden van contacten met franchisenemers, verkoop, marketing en ICT. In dat kader beschikt X over voldoende gekwalificeerd personeel.

X betaalt een vergoeding aan Y om het Z merk te exploiteren onder de licentie.

Er wordt zekerheid gevraagd over de zakelijkheid van de vergoeding voor routinematige franchise management- en hoofdkantoordiensten, de exploitatie van eigen vestigingen en groothandelsactiviteiten van X.

Open de ruling.

Innovatiebox

#13

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2022 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2021.

Feiten: X is een industriële onderneming met [301 – 500] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 501 miljoen - € 1.000 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X, en die worden geproduceerd met zelf voortgebrachte (gepatenteerde) procestechnologie.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van haar gevoegde dochtermaatschappijen, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X is hoofd van een internationaal concern. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft X ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies In- en Verkoop, Operational en Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2020 tot en met 2022 gemiddeld [10.000 – 20.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [11 – 20] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 0,5 miljoen - € 1 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere aangevraagde en verleende patenten waarbij ongeveer eens per twee jaar een nieuw patent wordt verleend. Er zijn daarnaast ook enkele patenten in aanvraag. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie en procestechnologie.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Open de ruling.

#14

Aanleiding: X is een industriële onderneming met [501-1000] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 151 miljoen - € 300 miljoen]. X heeft dochtermaatschappijen in het buitenland. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Feiten: Het verzoek van X om toepassing van de innovatiebox ziet op de artikelen 12b tot en met 12bg van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb).

Voorts zijn het Innovatieboxbesluit 2021 en/of het besluit van 6 december 2018 (Stcrt. 2018, nr. 68661) inzake de toepassing van de innovatiebox, hierna (gezamenlijk) te noemen "besluit innovatiebox", het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, paragraaf 3 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) aan de orde.

Open de ruling.

#15

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten: X is een industriële onderneming met [501 – 1.000] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 501 miljoen - € 1.000 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met diverse productgroepen die ieder hun eigen sub-productgroepen kennen. In één van deze sub- productgroepen wordt omzet behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X. Een klein gedeelte van deze omzet wordt behaald met handelsactiviteiten waarbij producten van derden worden ingekocht en verkocht.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochtermaatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen. Daarnaast heeft X R&D-werkzaamheden uitbesteed aan een gelieerde vennootschap. De aandelen in X worden voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie en sales) heeft X ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2018 tot en met 2022 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over diezelfde periode gemiddeld [11 – 20] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over de periode 2018 tot en met 2022 gemiddeld jaarlijks [€ 1,1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere verleende patenten waarbij ongeveer gemiddeld jaarlijks een nieuw patent wordt verleend. Er zijn daarnaast ook enkele patenten in aanvraag. De patenten zien in hoofdzaak op producttechnologie.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om ongewijzigde toepassing van de afpelmethode, aangezien feiten en omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de voorafgaande vaststellingsovereenkomst.

Open de ruling.

Heb je deze nieuwsbrief doorgestuurd gekregen en wil je deze in het vervolg zelf direct ontvangen? Of wil je ook de nieuwsbrief met nieuwe kennisgroepstandpunten ontvangen? Abonneer via onderstaande knop!

Abonneer!
Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.